Hij en ik: Er zit een banaan in je oor!

Bert en Ernie.
Wie kent ze niet?
De twee vrienden van Sesamstraat.
Waarvan niemand zeker weet of ze ‘alleen’ maar vrienden zijn.

Ook hier thuis is er een obsessie voor Bert en Ernie.
De godsganse dag roept Lief namelijk tegen de Puk: “Bert! Bert! Er zit een banaan in je oor!”
Waarna Lief hartelijk grinnikt a la Ernie.

“Bert! Bert!”, roept Lief hoopvol naar de kleine, “Bert! Bert!”
Na de #$^%$% ste keer, grijp ik in.
“Straks denkt ze nog dat ze Bert heet!”
“Maar ze moet er altijd om lachen…,” zegt Lief beteuterd.
“Zie je nu iets wat ook maar een beetje op een reactie lijkt? Nou?”
“…”
“Precies, geef het maar op!”

Maar Lief geeft niet op.
“Bert! Bert!”, blijft hij tegen de Puk roepen, “Bert! Bert!”
En ik zwéér het je, dat de Puk nog nooit ook maar een klein beetje om heeft moeten lachen.
Het is een vrolijk kind, en ze lacht naar alle mensen.
Maar niet als je haar Bert noemt.
En ook niet als je er heel raar bij grinnnikt.
Punt.

Hoe groot was mijn verbazing toen er een bericht op mijn telefoon binnenkwam.
Het was een filmpje van de Puk.
Scháterlachend om “Bert! Bert!”
En ze deed het niet één keer.
Nee, ze lachte keihard en onafgebroken.
Iedere keer als ze “Bert! Bert!” hoorde, lag ze weer dubbel.
Zo vrolijk had ik haar nog nooit gezien!

Eenmaal thuis, deed Lief het nog een keer voor.
“Bert! Bert!”
En de Puk lachte haar mooiste lach.
Ik kroop door het stof en gaf Lief voor het eerst gelijk.
Puk vindt Bert en Ernie wél leuk.
En ze kan er geen genoeg van krijgen.

Maar goed.
Dat Lief het doet, is één ding.
Ik zou mijn principes nooit over boord gooien.
Bert en Ernie nadoen is gewoon… Stom.
En ik wil echt niet dat de Puk denkt dat ze Bertha – roepnaam Bert – heet.

Tot ik haar vanmorgen wakker maakte.
De Puk was not amused.
Ze lag nog lekker te slapen en ze wilde verder dromen.
Toen ik ook nog aan haar armpjes ging trekken rommelen om haar pyjama uit te doen, had ik écht al mijn kruit verschoten.
De kleine Puk zette het op een huilen.
* Dit. Vind. Ik. Niet. Leuk! * jammerde ze.
En och, wat was ze chagerijnig.
Pffffff!!!

En daarom.
Probeerde ik het toch maar.
Eerst nog zachtjes.
Zodat Lief het niet zou horen.
Een kleine lach verscheen op haar gezicht.

Voorzichtig keek ik over mijn schouder.
Me ervan verzekerend dat Lief niet achter me stond.
En voor ik het wist, gooide ik het er uit.
Vol overgave en zonder schaamte:
“Bert! Bert! Er zit een banaan in je oor!”

Generatie Platkopjes

Behalve een slaapkop, is de kleine Puk een echte Platkop.
Het is net alsof iemand met een kaasschaaf langs haar achterhoofd is gegaan.
De kleine Puk is zo niet geboren, hoor.
Nee, vlak na de geboorte had ze nog een gave punthoofd.
Maar 16 uur per dag op de rug liggen, werkt dus als een kaasschaaf.

De kleine Puk ligt namelijk altijd op haar rug te slapen.
Dat is ons nu eenmaal opgelegd geadviseerd.
Wat slapen betreft, is men behoorlijk dogmatisch.
Babies móeten op hun rug slapen. Babies mogen alléén onder toezicht op hun buik of zij liggen.
En oh wee als je je niet aan de regels houdt, dan wordt er gedreigd met de wiegedood.

Kijk.
Ik ben niet bepaald wat je noemt een nuchter type.
En ik neem liever geen risico’s met onze kleine Puk.
Dus ligt ze inderdaad altijd op haar rug te slapen en ligt ze – als ze wakker is – op haar zij en buik te spelen.
Dat haar hoofdje wat afgeplat is, vind ik dan ook niet meer dan normaal.

Maar waar ik niet zo goed tegen kan, is dat ‘de mensen’ die zo dogmatisch verkondigen dat babies altijd op hun rug moeten slapen, degenen zijn die zeiken zeuren over haar platte kop.
Dat we haar ‘gewoon’ vast moeten klemmen, zodat ze niet op haar achterhoofd kán liggen.
Of eindeloos haar hoofdje moeten draaien in haar slaap.
En ervoor moeten waken dat ze geen voorkeurshouding ontwikkelt.
Er wordt gedreigd met helmpjes en martelwerktuigen.
Want zo’n plat achterhoofd, dat is not done.

Maar een oplossing is er eigenlijk niet.
Alles komt neer op symptoombestrijding.
Krijgt een kindje een voorkeurshouding? Dan leg je het toch op de andere kant?
Wordt het achterhoofd plat? Dan pers je hem toch weer recht?
Wil het kind niet? Dan binden we hem lekker vast.
Oh en pas ervoor op dat je kindje zich nog wel blijft ontwikkelen.
Want dat kan ook nog: een mooi rond hoofd, maar een slechte motoriek, omdat ze te veel in één stand gedwongen worden.

En echt, we doen ons best.
Maar als je babies op hun rug móet leggen, en ze vervolgens geen plat achterhoofdje mogen hebben, dan word ik een beetje obstinaat. Want zo wordt opgroeien -zacht gezegd- nogal onnatuurlijk.

Dus gooien we alle adviezen, richtlijnen en regeltjes overboord.
Van ons mag de kleine Puk lekker doen wat ze wil.
Wordt ze toch nog een echte kaaskop!

Moeke Kwangie

Poeh, waar zal ik eens beginnen?
Nu de kleine Puk 11 weken, 2 dagen en – pak ‘m beet – 18 uur oud is, is het tijd voor een reality check.
En ik moet toegeven: het ziet er niet mooi uit.

Ik zou nooit, nooit, NOOIT zo’n overbezorgde moeke worden die haar eigen kinderen fantástisch vindt.
Maar ik moet bekennen dat het erop lijkt dat ik een rasechte moeke bén.
Niet alleen ben ik – zacht gezegd – flink uitgedijd.
Ik kan ook niet meer normaal praten.
De hele dag door loop ik te zingen (##wat heb je toch een volle luuuuuui-luuuuuuui-luuuuuuier!##)
En als ik niet zing, ben ik de kleine Puk aan het bewonderen alsof ze het meest getalenteerde kindje ter wereld is.
Natuurlijk is ‘je hoofd recht kunnen houden’ over tien jaar niet meer bijzonder, maar nu is dat best knap, toch?

Ik merk dat ik een naderende poepluier van een kilometer afstand herken (de eerste tekenen: een reeks scheten alsof er een mitrailleur wordt afgevuurd). En dat ik nu weet hoe je het beste poep uit baby’s kleding kunt wassen (voor al die keren dat je de signalen van een naderende poepluier hebt gemist).

En ik wist dat het écht mis was, toen de kleine Puk haar eerste prikjes ging halen.
Van te voren zaten Lief en ik nog te discussiëren over de inentingen.
“Zielig? Nee, joh. Polio. Dát is pas zielig,” zei ik stoer.
Daar was Lief het roerend mee eens.

Toch lekten mijn traanbuisjes spontaan op het moment dat de verpleegkundige een gigantische naald in mijn ukkepuk jaste.
Het was op het hysterische af, zo erg erg vond ik het.
Lief rolde met zijn ogen en de verpleegkundige ging naarstig op zoek naar zakdoekjes.
En het ergste was, dat de kleine Puk zelf geen kik gaf.
Of ja, ze moest een béétje huilen.
Omdat ze van mijn uithalen schrok.

Het is dus even wennen.
Maar het valt niet meer te ontkennen.
Blijkbaar ben ik toch niet zo stoer, relaxt of immuun.
Maar hoe kan dat ook met zo’n fantástisch kind? 😉

Over mijn nieuwe baas, harteloze mensen en fopspenen

De kleine Puk drinkt
De kleine Puk gaapt
De kleine Puk poept
De kleine Puk slaapt

Sinds enkele weken heb ik een nieuwe baas.
Ze drinkt, huilt, poept en slaapt.
En met veel gevoel voor dramatiek laat ze me maar al te graag merken dat ik véél en véél te langzaam ben.

Het verschonen gaat niet snel genoeg.
Het flesje staat niet op tijd klaar.
En als ik ook nog eens op zoek moet naar een speentje, dan zet ze het huilalarm al aan.
*DIT. IS. ONACCEPTABEL!* schreeuwt ze naar het universum.
Waarop ik als een kip zonder kop door het huis ren om haar te behagen.

En omdat mijn nieuwe baas een communicatief ei is (ik overdrijf niet als ik zeg dat ze behoorlijk primitief communiceert) is het elke keer weer een beetje schipperen tussen gissen, gokken en een beetje op gevoel kijken wat nu weer de bedoeling is.
De ene keer wil ze dit, de andere keer wil ze dat.
Wat dat betreft is het echt een kleine Diva.
Maar ach, zonder een vleugje wispelturigheid, word je nooit een wereldster.

En gelukkig bestaat er het internet.
Met heel veel bruikbare tips (waarvoor dank), maar ook klinkklare onzin van het kaliber “Binnen tien dagen kon ik mijn oude spijkerbroeken weer aan!” of “Ons kind had geen huiluurtje, want wij gaven haar vanaf dag één een gevoel van geborgenheid.” Mensen die dat allemaal durven te beweren zijn gewoon harteloos.

Er blijft echter één vraag onbeantwoord.
Ik kan er werkelijk niets over vinden.
Die fopspenen, he?
Zijn die om de baby’s mee te foppen of de ouders?

Iedere keer als je nét weer voorzichtig adem durft te halen, kun je van de bank/ het bed/ toilet (of waar je je op dat moment ook bevindt) afkomen om die @#$% speen terug te stoppen.
Waarom leveren ze die krengen niet gewoon met kindvriendelijke gezichtslijm?
Dan is het hele probleem opgelost.
Kind blij.
Jij blij.

Anti-Puk-campagne

Het begon al in het ziekenhuis.
De kleine Puk was amper drie dagen oud of een verpleegkundige zei schoorvoetend:
“U weet dat borstvoeding alleen niet toereikend is?”
Op het voorhoofd van Lief verscheen een Groot Vraagteken, maar ik knikte gauw ja.
Blij dat ze hét gesprek niet hoefde te voeren, schoof de verpleegkundige een folder onder mijn neus.
ANTICONCEPTIE voor beginners, een dertig pagina tellend manifest over wat je allemaal kunt doen om een volgende telg te voorkomen.

Nu zien Lief en ik er sprankelend jong uit.
Niet gek dus dat de verpleegkundige ons voorlichting wilde geven.
“Of ze zijn zó geschrokken van Puk dat ze allemaal willen voorkomen dat er ooit een Puk 2 komt?” grapten we nog.

In de daaropvolgende dagen kwam de ongewenste voorlichting van alle hoeken en gaten.
De kraamhulp wees ons er nogmaals op dat borstvoeding alleen niet toereikend is. Kom op! Wie denkt dat nou echt?!
De verloskundige vertelde ons dat er altijd weer een kans op een zwangerschap is, als…
Het consultatiebureau wilde weten of we al geïnformeerd waren over de verschillende soorten anticonceptie.
De huisarts vroeg bezorgd of we al gemeenschap hadden gehad. Wát zeg je!?
Opgelucht om onze reactie begint iedereen routinematig een preek praatje af te vuren.

Dat er áltijd een zwangerschap op de loer ligt.
Dat er allerlei foefjes bestaan om te voorkomen dat.
Dat vooral géén seks het beste middel is tegen kleine Puks en een gezellig huwelijk.

Pffff!
Het lijkt wel alsof iedereen je wil behoeden voor Het Leed Dat Zwangerschap heet.
Hoe dan ook.
De anti-Puk-campagne heeft gewerkt.
Ik ben weer aan de pil.
Niet de Stediril of Mycrogynon, maar een fancy pil met de geniale naam Ethinylestradiol/Levonorgestrel.
Tegen de tijd dat ik dat kan uitspreken, heeft de Kleine Puk wel een broertje of zusje verdiend!