Futiliteiten die je dag kunnen maken of breken

Futiliteiten kunnen je dag maken of breken.
Zo ook kleur.
Kleur is echt een ding.
‘Nee! Niet! Groen!’ roept de Watermeloen.
De ene keer betekent dat: ‘Ik zeg toch dat ik geen groene beker wil?!’
De andere keer: ‘Geef me als de wiedeweerga die groene beker!’
De Watermeloen heeft de kleuren namelijk nog niet op een rijtje.
En meestal gaat dat goed, behalve als het niet goed is.
Dan gooit hij met zijn spullen alsof ze vervloekt zijn en zet hij het op een brullen om het onrecht dat hem wordt aangedaan.
Serieus, de wereld zou een stuk mooier zijn in de kleuren zwart, wit en grijs.

Want de kleine Puk is ook zo’n kleurennazi.
Zo heeft zij de kleur roze geclaimd. Alles wat roze is, valt onder haar gezag.
Roze bekers, roze potloden en zelfs het wc-papier met roze lijntjes zijn van Puk. Schappelijk als ze is mag de Watermeloen de kleur blauw hebben, want ‘blauw is niet zo mooi.’ maar alles wat roze riekt, is eigendom van Puk.
En dat kan op de meest rare momenten leiden tot chaos.

Wanneer je de tafel dekt voor het ontbijt bijvoorbeeld.
Dan kun je zomaar de dag verpesten nog voor hij goed en wel is begonnen.
Puk in tranen omdat haar roze bord/beker/mes/vork in de vaatwasser ligt, terwijl de Watermeloen ‘Nee! Niet! Groen!’ roept.
En iedereen weet dat het ontbijt de belangrijkste maaltijd van de dag is.
Als je die verpest, komt het niet meer goed.
Dan gaat de Watermeloen in één ruk over op ‘Nee! Niet lekker! Andere!’ omdat een gat in zijn boterham zit of ‘Nee! Past niet!’ omdat zijn kraag/rits/mouw/naad niet lekker zit.

Ondertussen probeer je Puk uit te leggen dat paars ook een hele mooie kleur is, terwijl je achter een naakte kerel aanrent. Want reken maar dat de Watermeloen zichzelf bevrijd heeft van alle gêne kledingstukken.
Hij zei toch dat zijn kraag/rits/mouw/naad niet lekker zat?
En als je zijn hoofd door een trui probeert te wurmen, hoor je hem nog schreeuwen: ‘Nee! Niet! Groen! Past niet! Niet lekker!’ en roept Puk dat ze het liefste roze heeft, dan oranje, dan geel en dán pas paars.
Met een beetje pech is het complete anarchie nog voor de klok half acht slaat.

In het leven kunnen futiliteiten je dag maken of breken. Was het maar zo zwart-wit.

#Fitmom

Eén van de moeilijkste dingen aan het ouderschap vind ik luisteren naar je lichaam. Vooral omdat mijn lichaam iets heeft geproduceerd dat te goed meeluistert.

Zo rond een uur of vier heb ik gewoon trek.
Als ik trek heb, bedoel ik trék.
In voedsel.
Het zware spul.
Mét suiker, zevenhonderd calorieën en druipend in de koolhydraten.
Mocht je het nog niet door hebben, dat is dus geen zelfgemaakte appel-kaneel-dadel-energiereep-hashtag-suikervrij-hashtag-glutenvrij-hashtag-om-de-hashtag.
Niet iedereen is gezegend met #fitmom-genen.
Ik moet Eten.
en snel een beetje!

Ondertussen probeer ik Puk en Watermeloen het goede voorbeeld te geven.
Gewoon lekker water drinken!
Fruit als tussendoortje!
Schijf van vijf!
Etc. etc.

Dus zet ik de televisie aan, plant Puk en Watermeloen op de bank en sluip als een schaduw door de nacht naar de keuken.
Nog voordat ik mijn hand uit de snoeppot kan trekken, roept er al iemand “Mama, wat ben je aan het doen?”

Of “Waarom ruikt het hier naar dropjes?” terwijl ik me half verslik in een minimaal gekauwd dropje a.k.a. bewijsmateriaal dat terstond vernietigd dient te worden.

De Watermeloen is misschien nog erger. Als in een horrorfilm staat de jongeman geluidloos achter je. Net wanneer je denkt dat je opgelucht adem kunt halen met een koekje in de mond – best lastig overigens – schreeuwt ie “KOOK!”
Ik.Ook.

Puk en Watermeloen zijn nog in de veronderstelling dat alles in de wereld eerlijk verdeeld dient te worden.
Met name voedsel mét suiker, zevenhonderd calorieën en druipend in de koolhydraten.
“KOOK! KOOK!” roept de Watermeloen, terwijl Puk – half beledigd, half verontwaardigd – vraagt hoe lang ik al in de keuken sta.

En dat, die hele toestand, maakt het haast onmogelijk om naar je lichaam te luisteren.
Het moge duidelijk zijn wie de Strijd voor Gelijke Verdeling der Koekjes en Andere Geneugten wint.
Niet deze #badmom.

De prins over het witte paard tillen

Snel!
Iedereen slaapt!
Het huis is ontploft.
Morgen komt er bezoek.
En het is alweer juni.
Hét moment om van me te laten horen.

Weet je wat ik ontdekt heb?
Er zit écht vierentwintig uur in een dag.
Ja, echt!
Als je niet meer slaapt, merk je pas hoeveel uur dat is.
Vooral de nachten zijn lang.
Of kort.
Het is maar hoe je het bekijkt.

De arme Watermeloen loopt maar naar de maan te janken huilen elke nacht, dat ik denk dat hij in zijn vorige leven een weerwolf is geweest.
En weerwolven houden nu eenmaal niet van slapen.
Of zoiets.
Hoe het ook zij.
Ik mis slaap.
En ik hoop stiekem dat Slaap mij ook een beetje mist.
En ik hoop nog meer dat Watermeloen en Slaap de beste vrienden worden want ik draag al zevenhonderdvijfennegentig kilometer wallen met me.

Maar goed.
Eigenlijk wilde ik het niet wéér over mijn slaapgebrek hebben (hoe kwamen we daar ookal weer op?).
Ik wilde een veel belangrijkere kwestie bespreken.
Namelijk de opvoeding van de Puk.

Nu is Puk best een lief meisje.
Ze is een kleine wijsneus (ze lijkt op haar moeder ) die soms wel een beetje snel piept (heeft ze van haar vader) .
Waar andere kinderen zo veel mogelijk zelf willen doen, vindt Puk het hartstikke prima om geholpen te worden.
Sterker nog.
Als iets niet lukt, krijg je gezelschap is haar redenering.
Dat vindt Puk helemaal geen probleem.

En daar helpen al die sprookjes dus niet bij, hè?
Nee, meneer Hans Christian Andersen, gebroerders Grimm en co.
Het helpt niet dat de meisjes in de verhalen telkens gered moeten worden door een knappe prins.
Doornroosje, Sneeuwwitje en zelfs de kleine zeemeermin wacht op een kus van de Prins op het witte paard.
Nu moet ik Puk gaan uitleggen dat het openbaar vervoer best okee is in Nederland en dat je echt geen paard nodig hebt voor een mooie toekomst.
Of een prins.

En het enige meisje dat werkt voor haar centen – die ene met die zwavelstokjes – kan er weer niet van leven.
Wat weer ontzettend verkeerd valt met alle andere meisjes die wél trouwen met hun prins en wél nog lang en gelukkig leefden.
Zo kweken we toch rasechte golddiggers?
En Puk is al zo gek op alles wat glittert en schittert.
Het liefst loopt ze elke dag in haar tule rok (haar ‘prinsessenjurk’) en volgens mij denkt ze dat ‘prinses’ een beroep is.

En soms mis ik Slaap driedubbel.
Als Puk al die moeilijke vragen stelt.
Zoals “Waarom wilde Hans Anna niet kussen?”
Voor degenen die Frozen nog steeds niet hebben gezien, hier even een spoedcursus: ga het kijken. Je ontkomt er toch niet aan. Echt niet.
“Omdat het geen ware liefde is, Puk.”
“Wat is ware liefde?”
“Dat betekent dat het échte liefde is.”
“Wat is échte liefde?”
“Nou, uhm… Hans en Anna kenden elkaar pas één dag. En meestal moet liefde een beetje groeien.”

Voordat je denkt dat ik me daar best goed uit heb gered.
In mijn hoofd gingen alle alarmbellen af.
Want.
Als liefde moet groeien.
Zeg ik dan niet dat ik meer van Puk dan van Watermeloen hou?!
De één heeft immers een voorsprong van ruim twee jaar op de ander!
En op grond van die gedachte doemden nog meer rampscenario’s op.
Eerste Kerstdag met het ene kind en Tweede Kerstdag met het andere, omdat ze niet meer met elkaar door één deur kunnen.
Of Puk en Watermeloen die vechten om de erfenis.
Omdat de één zich achtergesteld voelde op de ander.
En dat allemaal omdat ik beweerde dat liefde moet groeien.
*zucht*

Gelukkig leent Frozen zich daar ook weer goed voor.
Want.
“Wie was Anna’s ware liefde?”
“Elsa.”
“Inderdaad, Elsa, haar zus.”
“Heb jij een zus?”
“Ja, ik heb een zus, dat is Y.”
“Heb ik een zus?”
“Nee, jij hebt geen zus, je hebt wel een supergeweldig broertje!”
Puk dacht daar even over na.

Ik keek naar mijn twee koters.
De prinses en de kleine weerwolf.
In pyjama.
Bijna klaar om naar bed te gaan.
Even was mijn sprookje compleet.

Totdat Puk vroeg: “Mag ik ook een zus?”
Zie je daar maar uit te praten.

Niet te filmen

Ik wil niet zielig doen – maar ik doe het toch.
Lief en ik gaan nooit naar de film.
Nooit.

Voor degenen die denken dat ik overdrijf.
Lief en ik kennen elkaar bijna zestien jaar en in die zestien jaar zijn we welgeteld naar drie films geweest.

De eerste was Moulin Rouge (2001)
Ik vond het fantastisch!
Lief vond de muziek wel leuk (yeah right).

In Hong Kong zagen we samen Men in Black II (2002)
Ik vond het fantastisch!
Lief lachte één keer.

De derde en laatste film die we samen zagen was Revolutionary Road (2008).
Ik vond het fantastisch!
Lief heeft geleden alsof de tandarts zonder verdoving alle tanden uit zijn mond had getrokken.
Mocht je daar nog over willen lezen, klik hier

Het moge duidelijk zijn.
Lief is geen movie-material.
Hij kijkt veel liever voetbal.
En guess what?
Ik háát voetbal.
Dus gaat hij nooit met mij naar de film.
En zit ik nooit naast hem op de bank voetbal te kijken.
Zo’n harmonieus stel zijn we wel weer.

Maar vorige week zondag was het dan ein-de-lijk zo ver.
Ik zag weer eens een film.
IN DE BIOSCOOP!
Man, wat was ik blij!
Gezellig met zijn tweetjes naar de film.
Ik nam zakdoekjes mee, kocht een bak schandalig zoete popcorn en maakte 100 selfies.
We waren een kwartier te vroeg, maar ik heb gedanst in de foyer.
Het was Kerstmis en Pasen en Zomervakantie tegelijk.
Wat was ik gelukkig.

Ik vond het fantastisch!
En Puk?
Die vond de popcorn het leukst.

In een groen, groen, groen, groen…

In een groen, groen, groen, groen, knolle- knollenland, daar zaten twee haasjes heel… uh…

Ik zing heel wat af met mijn neefjes en nichtje, maar soms is dat best lastig.
Vooral als je de tekst niet kent.
Gelukkig weet kleine L. van vier het wel.
“PARMANT, jiejie, hééééél parmant!”

En de één die uh… lalalalala!
En de ander sloeg de trommel.

Pfieuw! Afgelopen.
Maar zonder blikken of blozen gaat kleine L. verder:
“Toen kwam opeens een jager, jagerman, die heeft er één geschóóóóóóten”

Nou, toen zakte mijn broek dus af, brak mijn klomp in honderden stukjes en nog veel meer.
Wie verzint nu zoiets?
Wat wreed!
Twee van die kleine haasjes op een groen, groen weiland.
Lekker muziek aan het maken en te trommelen.
Komt er zo’n jager aan die er gewoon één afschiet!
Niet echt wat je noemt gezellig.
Of wel dan?

Dus heb ik de hele vakantie gezongen dat de hufter jagerman had mísgeschoten.
Daar kon ik wel mee leven.
Alleen klopt de rest van het lied niet meer (want waar zou de ander nu om verdroten zijn?
Dat de moordaanslag op zijn vriendje is mislukt?)
Hoe dan ook.
Dikke schijt aan de jager en aan het beest dat misschien levensmoe was van het trommelen.
Ik weiger het haasje dood te laten gaan!