Poeh, waar zal ik eens beginnen?
Nu de kleine Puk 11 weken, 2 dagen en – pak ‘m beet – 18 uur oud is, is het tijd voor een reality check.
En ik moet toegeven: het ziet er niet mooi uit.
Ik zou nooit, nooit, NOOIT zo’n overbezorgde moeke worden die haar eigen kinderen fantástisch vindt.
Maar ik moet bekennen dat het erop lijkt dat ik een rasechte moeke bén.
Niet alleen ben ik – zacht gezegd – flink uitgedijd.
Ik kan ook niet meer normaal praten.
De hele dag door loop ik te zingen (##wat heb je toch een volle luuuuuui-luuuuuuui-luuuuuuier!##)
En als ik niet zing, ben ik de kleine Puk aan het bewonderen alsof ze het meest getalenteerde kindje ter wereld is.
Natuurlijk is ‘je hoofd recht kunnen houden’ over tien jaar niet meer bijzonder, maar nu is dat best knap, toch?
Ik merk dat ik een naderende poepluier van een kilometer afstand herken (de eerste tekenen: een reeks scheten alsof er een mitrailleur wordt afgevuurd). En dat ik nu weet hoe je het beste poep uit baby’s kleding kunt wassen (voor al die keren dat je de signalen van een naderende poepluier hebt gemist).
En ik wist dat het écht mis was, toen de kleine Puk haar eerste prikjes ging halen.
Van te voren zaten Lief en ik nog te discussiëren over de inentingen.
“Zielig? Nee, joh. Polio. Dát is pas zielig,” zei ik stoer.
Daar was Lief het roerend mee eens.
Toch lekten mijn traanbuisjes spontaan op het moment dat de verpleegkundige een gigantische naald in mijn ukkepuk jaste.
Het was op het hysterische af, zo erg erg vond ik het.
Lief rolde met zijn ogen en de verpleegkundige ging naarstig op zoek naar zakdoekjes.
En het ergste was, dat de kleine Puk zelf geen kik gaf.
Of ja, ze moest een béétje huilen.
Omdat ze van mijn uithalen schrok.
Het is dus even wennen.
Maar het valt niet meer te ontkennen.
Blijkbaar ben ik toch niet zo stoer, relaxt of immuun.
Maar hoe kan dat ook met zo’n fantástisch kind? 😉