Hoe het trotse monster met beide benen op de grond werd gezet

Ik nam het me echt voor.
Ik zou niet zo’n moeder worden.
Zo’n trots monster dat haar hele Facebook timeline vult met foto’s van de dotjes.
Hier eet ze een appel.
Hier eet ze een peer.
Hier eet ze een banaan.
Met haar neus.
Ha ha!

Of.
Kijk eens hier!
Applaus graag!
Want mijn zoon kan draaien/zitten/kruipen/lachen als een boer met kiespijn.

Okee, toegegeven.
Als ik héél objectief en eerlijk en rechtuit ben, dan moet ik toch wel zeggen dat mijn kinderen best goed gelukt zijn.
En als ik Oma mag geloven, zijn ze echt heel knap.
En Oma’s liegen niet.
Maar toch.

Je hebt gewoon een categorie moeders waar je niet bij wilt horen.
Van die nare proud moms die iets te vol zijn van hun kinderen.
Wiens Pietje, Klaasje, Marietje al beter kan tekenen dan Van Gogh.
“Want ik had óók naar de kunstacademie gekund, maar ik koos toch voor een studie.”
Zoiets.

Die moeders zijn net zo vervelend als de fit moms met een Instagram account vol selfies.
In kekke outfits.
Mét strakke buik.
En zonder wallen.
Al wil ik best tot die categorie horen.

Gelukkig kan ik mijn narcistische neigingen prima verbergen.
En als ik weer eens een keer denk dat mijn kinderen de mooiste en de slimste zijn, dan is daar Zus nog.
Mijn lieve grote Zus is namelijk hét toppunt van Hollandse nuchterheid.
Met een Aziatisch tintje.
Dat weer wel.

Zo stuurde ik Zus een appje met een prachtige foto van Watermeloen.
Het was hem net gelukt om te gaan zitten en hij keek reuzeguitig naar de camera.
Dit behoeft geen bijschrift.
Het is óverduidelijk dat er een Olympisch wonder in Watermeloen schuilt.
Zeven maanden oud en nu al zelf zitten!
En snoezig in de camera kijken alsof het geen moeite kost.
Dat is toch wel heel, heel, héél bijzonder.

Gelukkig kreeg ik bijval van Zus.
“Ahhhh… Schatje!” appte ze.
Een scherpe analyse, al zeg ik het zelf.
En de lovende woorden stopten niet.

“Wat is er met zijn haar gebeurd?!”
Gevolgd door het gouden advies:
“Mannen onder en boven een bepaalde leeftijd niet van boven fotograferen.”
Met drie janksmiley’s op de koop toe.

Zo!
Boem!
Met beide benen terug op de grond.
Neergesabeld door mijn eigen zus.

Die selfie met de platte buik laat ik vandaag ook maar achterwege 😉

De prins over het witte paard tillen

Snel!
Iedereen slaapt!
Het huis is ontploft.
Morgen komt er bezoek.
En het is alweer juni.
Hét moment om van me te laten horen.

Weet je wat ik ontdekt heb?
Er zit écht vierentwintig uur in een dag.
Ja, echt!
Als je niet meer slaapt, merk je pas hoeveel uur dat is.
Vooral de nachten zijn lang.
Of kort.
Het is maar hoe je het bekijkt.

De arme Watermeloen loopt maar naar de maan te janken huilen elke nacht, dat ik denk dat hij in zijn vorige leven een weerwolf is geweest.
En weerwolven houden nu eenmaal niet van slapen.
Of zoiets.
Hoe het ook zij.
Ik mis slaap.
En ik hoop stiekem dat Slaap mij ook een beetje mist.
En ik hoop nog meer dat Watermeloen en Slaap de beste vrienden worden want ik draag al zevenhonderdvijfennegentig kilometer wallen met me.

Maar goed.
Eigenlijk wilde ik het niet wéér over mijn slaapgebrek hebben (hoe kwamen we daar ookal weer op?).
Ik wilde een veel belangrijkere kwestie bespreken.
Namelijk de opvoeding van de Puk.

Nu is Puk best een lief meisje.
Ze is een kleine wijsneus (ze lijkt op haar moeder ) die soms wel een beetje snel piept (heeft ze van haar vader) .
Waar andere kinderen zo veel mogelijk zelf willen doen, vindt Puk het hartstikke prima om geholpen te worden.
Sterker nog.
Als iets niet lukt, krijg je gezelschap is haar redenering.
Dat vindt Puk helemaal geen probleem.

En daar helpen al die sprookjes dus niet bij, hè?
Nee, meneer Hans Christian Andersen, gebroerders Grimm en co.
Het helpt niet dat de meisjes in de verhalen telkens gered moeten worden door een knappe prins.
Doornroosje, Sneeuwwitje en zelfs de kleine zeemeermin wacht op een kus van de Prins op het witte paard.
Nu moet ik Puk gaan uitleggen dat het openbaar vervoer best okee is in Nederland en dat je echt geen paard nodig hebt voor een mooie toekomst.
Of een prins.

En het enige meisje dat werkt voor haar centen – die ene met die zwavelstokjes – kan er weer niet van leven.
Wat weer ontzettend verkeerd valt met alle andere meisjes die wél trouwen met hun prins en wél nog lang en gelukkig leefden.
Zo kweken we toch rasechte golddiggers?
En Puk is al zo gek op alles wat glittert en schittert.
Het liefst loopt ze elke dag in haar tule rok (haar ‘prinsessenjurk’) en volgens mij denkt ze dat ‘prinses’ een beroep is.

En soms mis ik Slaap driedubbel.
Als Puk al die moeilijke vragen stelt.
Zoals “Waarom wilde Hans Anna niet kussen?”
Voor degenen die Frozen nog steeds niet hebben gezien, hier even een spoedcursus: ga het kijken. Je ontkomt er toch niet aan. Echt niet.
“Omdat het geen ware liefde is, Puk.”
“Wat is ware liefde?”
“Dat betekent dat het échte liefde is.”
“Wat is échte liefde?”
“Nou, uhm… Hans en Anna kenden elkaar pas één dag. En meestal moet liefde een beetje groeien.”

Voordat je denkt dat ik me daar best goed uit heb gered.
In mijn hoofd gingen alle alarmbellen af.
Want.
Als liefde moet groeien.
Zeg ik dan niet dat ik meer van Puk dan van Watermeloen hou?!
De één heeft immers een voorsprong van ruim twee jaar op de ander!
En op grond van die gedachte doemden nog meer rampscenario’s op.
Eerste Kerstdag met het ene kind en Tweede Kerstdag met het andere, omdat ze niet meer met elkaar door één deur kunnen.
Of Puk en Watermeloen die vechten om de erfenis.
Omdat de één zich achtergesteld voelde op de ander.
En dat allemaal omdat ik beweerde dat liefde moet groeien.
*zucht*

Gelukkig leent Frozen zich daar ook weer goed voor.
Want.
“Wie was Anna’s ware liefde?”
“Elsa.”
“Inderdaad, Elsa, haar zus.”
“Heb jij een zus?”
“Ja, ik heb een zus, dat is Y.”
“Heb ik een zus?”
“Nee, jij hebt geen zus, je hebt wel een supergeweldig broertje!”
Puk dacht daar even over na.

Ik keek naar mijn twee koters.
De prinses en de kleine weerwolf.
In pyjama.
Bijna klaar om naar bed te gaan.
Even was mijn sprookje compleet.

Totdat Puk vroeg: “Mag ik ook een zus?”
Zie je daar maar uit te praten.

Over een ananas en een watermeloen

November.
Ik heb er niets mee.
Sorry dat ik nu mensen beledig, die vinden dat november bij de Nederlandse traditie hoort.
Het is niet dat ik november wil veranderen of af wil schaffen.

Het is gewoon niet mijn maand.
Voor mij is het een tussenmaand, waarin niet al te veel gebeurt.
Een noodzakelijk kwaad van 30 saaie dagen tot de feestmaand begint.
En ondertussen vallen de blaadjes van de bomen en rijden de treinen niet.
Zo’n maand.

Toen er twee streepjes op de test verscheen, ging ik meteen tellen wanneer ik met verlof kon de kleine kon verwachten.
De uitslag was onverbiddelijk.
November.
En dan ook nog eens ergens in het midden.
Eventjes ging ik twijfelen.
Was ik wel echt zwanger?
Dus plaste ik weer over zo’n stick.
En nog een keer en nog een keer.

Toen ik over de eerste shock heen was, ging ik voor een andere verklaring.
Slechts 5% van de babies wordt op de uitgerekende datum geboren.
Dat betekent dat 95% van de babies niet op de verwachte datum komt (ik ben een rekenwonder, ik weet het).
Ons kind zal niet in november worden geboren.
Ja, dat is het.
Het wordt gewoon een vroege, oktoberbaby.

En met dat in mijn achterhoofd ging ik 6 weken voor de uitgerekende datum met verlof.
Want hee, het zou niet lang meer duren.
Beter had ik genoeg doorligplekken gekweekt voordat de Watermeloen komt.
En het was heerlijk om op 2 oktober alles te laten vallen en te genieten van alle vrije tijd.

Maar toen werd het 27 oktober, 28, 29…
En alles bleef rustig.
Oktober raakte gewoon op.

Daarom nam ik het heft in eigen handen en sneed ik op 30 oktober een ananas door midden.
Ik kauwde – en herkauwde – op het taaie, smakeloze ananashart en gaf de rest aan de kleine Puk.
En binnen een uur was er al resultaat.
Alles rommelde en borrelde.
Hoopvol keek ik op de klok.
Zat er regelmaat tussen die krampen?
Oeh, het wordt toch wel heftig nu.

Ik zuchtte en pufte.
En nog geen half uurtje later perste ik er een halve ananas uit.
Het was een snelle, pijnloze bevalling.
Heel gezellig allemaal.
Maar de Watermeloen?
Die bleef lekker zitten.

Aangezien het vandaag 31 oktober is, blijven er weinig opties over.
Ik heb geen zin in het wegwerken van zes eetlepels wonderolie, vijf liter bitter lemon en zeven ananassen.
Noch heb ik puf om Lief als een konijn te bespringen met mijn zeekoeienlijf.

Bij deze zal ik november omarmen.
Omdat het zo mooi is om wederom moeder te mogen worden.
En wat is daar nou saai aan?
Niets, toch?

Dus, lieve Watermeloen, hopelijk ben je niet al te erg geschrokken van je dwangmatige moeder.
Normaal ben ik niet zo.
Je bent van harte welkom wanneer je er klaar voor bent.
Maar waag het niet tot december te blijven hangen, jij!

Over een watermeloen in november

Stel je dit eens voor.
Een grote, ronde watermeloen.
Zwaar en log.
Stel je die watermeloen eens voor.
Ter hoogte van je navel.

Freaking scary, he?
En met dit weer, al helemaal.

De enige troost is dat de meloen met de dag groter en groter wordt.
En als het een kilootje of vijf is, komt het er vanzelf weer uit.
In de vorm van een broertje.
Voor de kleine Puk.
Ergens in november.

16 december 1974

Mijn moeder voelde zich de hele dag al onrustig.
Even liggen op de bank wisselde ze af met korte rondjes lopen door het huis.
Een lichte kramp golfde door haar buik.
Het is mijn broer die vandaag geboren zal worden.
Maar dat weet ze nog niet.

Ze besluit op bed te gaan liggen.
De dekens voelen koud aan.
Hoe kan het toch altijd koud zijn hier?
Zachtjes wrijft ze over haar buik.
“Hopelijk heb je het warm daar binnen, Kleine.”

En ze denkt aan Hong Kong.
Hoe de zon op de huid brandde als ze op het veld werkte.
Dat de zomers zo heet zijn, dat niets genoeg koelte kon bieden.
Zelfs schaduw niet.

Het ergste was het water halen.
Als ze in het dorp verderop water moest halen, schroeide de zon pijnlijk op haar vermoeide schouders.
Ze voelde de druk van de kruiken nog op haar lijf.

Hier hoefde ze nooit water te halen.
Hier was een kraan.
En als een wonder, stroomde het water uit de kraan wanneer je maar wilt.
Als je het dichtdraaide, stopte het.
Maar het raakte nooit op.
Ze was blij dat haar kindje nooit water hoefde te halen.

Wat zou de Kleine dan later gaan doen?
Als het een jongen is, hoopt ze dat hij dokter wordt.
Dokters zijn slim.
En ze kunnen mensen redden.
Ja, dokter. Dat is een mooi beroep.
Als het een meisje is, hoopt ze dat ze met een dokter trouwt.
Dan kan ze goed voor de dokter zorgen, die op zijn beurt weer voor heel veel mensen zorgt.
Haar gedachtes worden onderbroken door een wee.
Het gaat beginnen…
———————————————————————————————————–

Vandaag is het 38 jaar geleden dat mijn broer geboren werd.
Hij wordt geen dokter, maar wel een doctorandus.
Mijn moeder mag bijzonder trots zijn op haar eerste kind.

Lieve broer, van harte gefeliciteerd!
Jammer dat we zo gescheiden zijn door kilometers.
Ik hoop dat je weet dat ik elke dag feest vier, omdat ik je zusje mag zijn.
Fijne verjaardag!