In een groen, groen, groen, groen…

In een groen, groen, groen, groen, knolle- knollenland, daar zaten twee haasjes heel… uh…

Ik zing heel wat af met mijn neefjes en nichtje, maar soms is dat best lastig.
Vooral als je de tekst niet kent.
Gelukkig weet kleine L. van vier het wel.
“PARMANT, jiejie, hééééél parmant!”

En de één die uh… lalalalala!
En de ander sloeg de trommel.

Pfieuw! Afgelopen.
Maar zonder blikken of blozen gaat kleine L. verder:
“Toen kwam opeens een jager, jagerman, die heeft er één geschóóóóóóten”

Nou, toen zakte mijn broek dus af, brak mijn klomp in honderden stukjes en nog veel meer.
Wie verzint nu zoiets?
Wat wreed!
Twee van die kleine haasjes op een groen, groen weiland.
Lekker muziek aan het maken en te trommelen.
Komt er zo’n jager aan die er gewoon één afschiet!
Niet echt wat je noemt gezellig.
Of wel dan?

Dus heb ik de hele vakantie gezongen dat de hufter jagerman had mísgeschoten.
Daar kon ik wel mee leven.
Alleen klopt de rest van het lied niet meer (want waar zou de ander nu om verdroten zijn?
Dat de moordaanslag op zijn vriendje is mislukt?)
Hoe dan ook.
Dikke schijt aan de jager en aan het beest dat misschien levensmoe was van het trommelen.
Ik weiger het haasje dood te laten gaan!

Waarom…

… leggen we alle kabeltjes, opladers en andere snoeren netjes naast elkaar en komen ze als een bosje chaos tevoorschijn als je ze nodig hebt?
… snuiven we aan nare geurtjes?
Zodra ik merk dat iets stinkt, komt er een oerdrift naar boven om er nógmaals aan te ruiken. Het lijkt wel een reflex tot zelfmarteling. Wat dat betreft ben ik een echte ezel.
… zetten ze niet even in je panty wat de voor- en achterkant is?
Heeft een panty überhaupt een voor- of achterkant???
 
… doen we altijd alsof we aandachtig luisteren, terwijl we gewoon obsessief bezig zijn met dat ene stukje spinazie tussen de tanden uit te wurmen?
 
 
Tot slot, de uitsmijter van de zondag:
“Hoe voel je je?”
Die vraag krijg ik tegenwoordig nogal vaak voor de voeten geworpen.
Wat moet ik daarop zeggen?
Met “goed” nemen mensen geen genoegen.
Dat merk je.
Want dan gaan ze vissen naar kwaaltjes.
Maar als je begint met een Schindler’s List aan ongemakken, word je weer gesust met een “Gelukkig duurt het niet lang meer”.
Dus wat willen ze nou echt?
Ik zou het niet weten.
Denk je dat het volstaat om te zeggen dat ik me als een complete idioot voel?
Of krijg ik dan de Vereniging van Idioten op mijn dak?

Moe!

En opeens was daar weer die radiostilte.
Ik weet het.
Het is niet zo netjes om zomaar ineens van de aardbodem te verdwijnen.
Dan weet je niet waar je aan toe bent.
Of dat je je zorgen moet maken.

Maar deze keer had ik een reden.
Een hele goede zelfs.
Ik was namelijk moe.
Heel. Erg. Moe.
Te moe om mijn ogen open te houden.
Te moe om boe of bah te zeggen.
Te moe om even de laptop op te starten en een berichtje achter te laten.
Het spijt me.

Maar ook Lief heeft alleen maar een Slapende Slome Schone op de bank gehad.
En Lief wist zich ook geen raad met deze nieuwe ontwikkeling.
Niet alleen had hij ineens de laptop twenty-four-seven tot zijn beschikking.
Bij thuiskomst was hij koning en alleenheerser over de afstandsbediening.
En dat was toch wel erg veel verantwoordelijkheid.
Om in je eentje te dragen.

Maar Lief hield zich staande.
Hij kookte, waste en poetste.
Schrobde, boende en veegde.
En als Lief niet in de weer was, draaide hij mij even om, opdat ik geen doorligplekken zou krijgen.

Want ik was echt moe.
Te moe voor woorden.
Te moe voor alles.

Tot overmaat van ramp, was ik ook nog eens ziek.
En wisselde ik de bank af met de wc pot.
Ik hing er boven alsof mijn leven er van af hing.
Ondertussen deed ik mijn ogen dicht.
Want het liefst gleed ik gewoon weg.
Daar op de wc vloer.

Maar nu… Nu gaat het wel weer.
Ik voel me in ieder geval iets beter.
Al moet ik nog wel wennen aan het idee.
Dat ik niet meer alles kan of mag.
Dat ik zelfs dingen moet láten.

Het is geen virusje dat vanzelf wel weer over gaat.
Het ziet er zelfs naar uit dat ik nooit meer niet moe zal zijn.
Ik zal me er bij neer moeten leggen.
En er aan toe moeten geven.
Maar gelukkig kan ik het omarmen.
Ergens eind maart 2013.

Kwangie’s fantasies

Geef toe.
Toen het hier zo stil was de afgelopen week, begon het toch wel een beetje te knagen.
De eerste tijd was er nog de hoop dat ik een dagje later was.
Met het mooie weer zou dat helemaal niet zo raar zijn.
Toch?
Helemaal niet raar.
Daarna kwamen de zorgen.
Ze zou er toch niet weer tussenuit zijn geknepen?
En even stond je op het punt om mij te bellen, mailen, pingen.
            “Leef je nog?”
            “Alles goed daar?”
            “Je bent toch niet… *slik*gestopt?
Het enige wat je ervan weerhouden heeft, is dat je niet de bezitterige blogfreak claimerige fan lezer wilde uithangen.
Zo heb je de week vast doorgebracht.
Nagelbijtend.
Tegen beter weten toch weer even checken.
Of er vandaag niet misschien alsnog…
Of nu.
Verdomme!
En uit pure frustratie stak je een sigaret op.
Komt dit een beetje dicht bij de waarheid?
Niet?
NIET?!?!
Ook niet een klein beetje?
Ik behoud me het recht voor dat te fantaseren denken over mijn lezers.
Wie houdt er nou puur voor de lol een blog bij?
Iedereen die dat beweert, liegt gewoon.
En we weten allemaal wat we van leugenaars en sprookjesvertellers vinden!
Mocht je er nog over twijfelen…
Nee, het is niet cool als Oma je enige lezer is.
(Het is schandálig als je oma je niet leest!)
 
Dus in mijn wereld heb ik een heus fanbase.
Nog net niet zó groot, dat er van die foute filmpjes op YouTube worden gezet.
Je weet wel, met zo’n muziekje op de achtergrond en waar om de zoveel seconde een fotoslide voorbijkomt.
Maar wel groot genoeg dat er mensen zijn die warempel blij zijn als ik iets schrijf.
Die zich zorgen maken, terwijl ik gewoon een weekje op vakantie in Portugal ben.
En op ieder verloren moment toch maar even checkt of ik niet alsnog iets heb gepost.
In werkelijkheid leest mijn eigen oma niet eens mijn stukjes.
En zijn mijn trouwste fans, diegenen die via Google op zoek gaan naar ‘Chinese billen’.
Probeer maar eens. Je zult zien dat kwangie.punt.nl ergens bovenin verschijnt!
Maar, hee, een mens mag dromen.
Toch?

Over Bep en onverschillige Harry

Don’t shoot the messenger!
Maar bij elk bedrijf heb je wel een paar collega’s, waarbij je je regelmatig afvraagt wanneer Gerechtigheid eens toeslaat.
Je weet wel, die ene collega die maar wat doet.
Of die ene die altijd te laat komt (en op tijd naar huis gaat).
En vergeet Onverschillige Harry niet, die zijn tijd uitzit tot de pensioengerechtige leeftijd.
Ze zijn er nu eenmaal.
En het zij zo.
Maar waar ik me soms toch wel zorgen over maak is, dat je ze natuurlijk óveral hebt. Overal.
In De Bilt zit vast ergens een dame achter de computer analyses te maken.
Laten we de dame Bep noemen.
Bep maakt al járen analyses.
Dat doet ze al jaren niet al te best.
Maar hé, het is Bep.
En Bep maakt analyses.
Dus als ze er weer eens faliekant naast zit, mopperen we met zijn allen dat ‘het weer in Nederland niet te voorspellen valt’.
Waarom denk je anders dat we zoveel vertragingen hebben op het spoor?
Meneer de machinist kijkt iedere avond naar het weerbericht in de hoop op regen/zon/hagel/sneeuw. Want dan kan hij de trein laten uitvallen.
‘Pure overmacht’, noemen ze dat dan.
En mocht het onverhoopt toch ‘gewoon weer’ worden, dan komt de machinist natuurlijk óók  te laat op het werk.
Maar omdat het nogal oncollegiaal is om te zeggen dat ‘ie altijd te laat komt en op tijd naar huis gaat, zeggen ze maar dat de boogie-woogie-besturings-kabel door het weer is getroffen.
En wie had dat nou kunnen voorspellen? Bep in ieder geval niet.
En stel, hè?
Stel.
Dat Bep eens in het ziekenhuis belandt en Onverschillige Harry de dienstdoende arts is!
Dan heb je echt de poppen aan het dansen.
“Goh, mevrouw, wat mankeert er aan?”
“Nou, uhm, ik heb hevige steken hier rechts onderin. En ik plas bloed. Heel veel bloed.”
“Ik schrijf u wel wat aspirines voor. En neemt u vooral rust. Als het niet beter wordt,     dan komt u vrijdag maar weer terug.”
“Oh, maar… U hoeft het niet verder te onderzoeken?”
Harry: schouderophalend en op de klok kijkend “Neuh, mevrouw, als u last blijft houden, komt u vrijdag maar terug. Dan kijkt mijn collega er wel naar.”
Snap je nu waarom ik zo blij ben als het weer weekend is?