Over hoe het nu allemaal anders is

“En? Hoe voelt het nu? Voelt het anders nu je getrouwd bent?”

ABSOLUUT!!
Ik had het nooit kunnen vermoeden, maar het voelt echt helemaal anders.
Want.
Voortaan ga ik als mevrouw Lief door het leven.
Het klinkt nog een beetje raar.
Mevrouw Lief.
Kwangie Lief.
Maar het klinkt ook wel weer goed.
Thank God dat Lief geen Poepjes heet!

Ook mag ik eindelijk mijn prachtige ring om!
Elke dag!
Alle dagen van de week.
Loop ik nu met een wit gouden ring met twee diamantjes erin.
En hij is mooooooi, mensen!
Ik heb Lief al om een tweede gevraagd.
Waarop hij zwijgend zijn hoofd schudde.
  
Wat ook helemaal anders is.
Is dat Lief sinds twee weken mijn man is.
Mijn Man.
Oei!
Dat klinkt toch wel een beetje.
Uhm.
Hoe zou ik het zeggen?
Vul maar in:
Oud –  Niet zo hip – Formeel – Raar – Ouderwets – Vreemd – Stom *
* doorhalen wat niet van toepassing is
Zullen we het er maar gewoon op houden dat Lief mijn Lief is??
 
 
En op één of andere manier stellen alle mensen simultaan spontaan dezelfde vraag.
“Zo. Wanneer komen de beesies?”
En dan hebben ze het niet over de beesies van de Appie.
Nee.
Ze hebben het over die ándere beestjes.
Die je negen maanden lang moet kweken.
Nou, bij deze.
Lieve mensen, nog láng niet.
En meestal probeer ik heel spontaan het gesprek een beetje een andere richting op te sturen.
Zo van.
Kijk eens!
Dit zijn foto’s van onze dag!
Die prachtig, zonnig en hartverwarmend was.
Het kon gewoon niet beter.
Al die lieve mensen om ons heen.
En de leuke videoboodschappen van de mensen die er niet bij konden zijn…
Dus bij deze.
Om jullie af te leiden van de beesies-vraag.
Géén foto’s van onze dag!
 
 
Het liefst zou ik alle zeshonderdéénendertig foto’s hier online zetten, maar dat gaan we maar niet doen.
Niet alleen omdat ik niet weet of alle gasten het zo zouden waarderen als ze hun hoofd terug zien op het wereldwijde web. Maar ook omdat ik niet wil dat de computer crasht als ik al die foto’s hier neer zou planten. Dat begrijpen jullie wel, toch? 

Hij en ik: 20 augustus 2000

We gaan even terug in de tijd.
En wel naar het jaar 2000.
Het jaar van de Big Bang -volgens computernerds- en van Het Einde der Tijden -volgens fanatici-, maar ook het jaar dat Kwangie en Lief elkaar tegen het lijf liepen.
 
Zoals alle verhalen waarin Lief en ik samen voorkomen, zijn er meerdere versies in de omloop. 
Dit is de mijne…

 

 

In het jaar 2000 deed Lief voor het eerst vrijwilligerswerk: Tien dagen lang ontfermde hij zich over een groepje eerstejaars geschiedenis studenten. Jongelui die in hun vrije tijd graag ouwe koeien uit de sloot halen. Die moest hij natuurlijk op sleeptouw nemen langs de beste kroegen van Nijmegen oudste stad van Nederland!

Zo geschiedde het dat Lief zijn taak zeer serieus opvatte en mij onder zijn hoede nam.
En dat deed ie met verve!
Hij was één en al aandacht en zorgzaam en lief en attent en woest aantrekkelijk om te zien.
Dat hij zijn overige mentorkinderen sterk verwaarloosde kon mij op dat moment niet zoveel schelen. Ik was helemaal om!

Tien jaar na dato zijn veel herinneringen vervaagd. Maar deze zal ik nooit meer vergeten!

Het was een uur of 5 ’s ochtends.
We hadden de hele avond op één of ander fout feest doorgebracht en rolden net de kroeg uit toen we met de fiets in de hand op straat stonden.
Lief doorbrak de stilte.
Hij    :    “Zullen we aanfietsen?”
Ik      :    “Wát zeg je?”
Hij    :    “Zullen we AANFIETSEN?”
Ik      :    “Pardon?”
Hij    :    “AAN.FIETS.EN!”
Ik      :    Och gut, hij kan de ‘g’ niet uitspreken! “GAAN fietsen?”
Hij    :    “Okee!”

En we fietsten samen de toekomst tegemoet.

Het duurde nog weken voordat ik doorhad dat het zijn soort te doen gebruikelijk is om in deze situaties nooit een ‘g’ te gebruiken. Het kwartje viel toen zijn moeder met de auto wilde aanrijden, maar nergens tegen aan wilde botsen

Open brief aan het universum

Universum
t.a.v. Afdeling Klantenservice

  Nijmegen, 31 december 2009

Betreft:    Klacht

Beste Universum,

Als zondagskind heb je bepaalde privileges.
En die privileges wil ik graag terug, ja!?

Wat is er nu mis met een zorgeloos habitat?
Ik zie niet in waarom we de wind niet altijd in de rug mogen hebben dus ook als we naar het werk fietsen. En ik begrijp niet goed waarom U nog zoveel te wensen overlaat.
Zulke hoge eisen stel ik nu ook weer niet.
Gewoon een gelukkig en gezond bestaan.
Meer vraag ik niet.

En wilt U zich ook eens gaan bekommeren om alle andere mensen?
Naar het schijnt heeft U dit jaar nogal naar groen gras gestaard en hebben we allemaal onze portie wel weer gehad. Met een schamele 27,5 miljoen kunt U het niet meer goedmaken maar het zal wel helpen. Misschien.

Bij deze laten we 2009 dus héél gauw achter ons!
En niet vergeten: ik wil een zorgeloos en gezond 2010 voor ons allemaal.
Mijn dank zal groot zijn.

Met vriendelijke groet,

Kwangie

Sinterklaas discrimineert

Sinterklaas discrimineert.

Dat is de enige logische conclusie die je kunt trekken.
En dan heb ik het niet eens over de Zwarte slaafjes Pieten.
Neen.

Ik heb het over mijzelf.

Laat ik even bij het begin beginnen.
Bij ons thuis, vroeger, had je Broer, Zus en ik.
Drie kleine Chineesjes.
Lief, schattig en slim.
Precies wat je van drie kleine Chineesjes mag verwachten.
En toch.
Tóch, hadden we alledrie nog nooit van een Goedheiligman gehoord die gratis pakjes rondstrooide.

Wat op zich geen probleem was, totdat we vier werden en naar de basisschool gingen.

Daar leerden we dat een oude meneer uit Spanje met zijn roversbende midden in de nacht je huis binnensloop om je schoen leeg te halen.
Ik heb er nachten van wakker gelegen.
Gelukkig had ik nog niet begrepen dat stoute kinderen in een zak mee naar Spanje moesten, want anders was ik spontaan gaan bedplassen.
Hoe dan ook.
Dágen waren we er op school mee bezig.

We maakten tekeningen voor in de schoen, knutselden Pieten en Sinterklazen van wc-rollen en we zongen Zie ginds komt de stoomboot alsof ons leven ervan afhing. Hij komt! Hij komt!

 

Maar wie er ook kwam, hij liet verstek gaan.
Het enige wat ik in mijn schoen vond was een brief met het verzoek ’s avonds de lampen uit te doen zodat Broer kon slapen. Wat ik bijzonder toevallig vond, want Broer liep al langer te zeuren dat ik moest leren slapen in het donker. De volgende morgen toen de kinderen uit de klas hun kadootjes tentoon spreidden, liep ik daar dus rond met die brief.
Dit is mijn vroegste herinnering aan Sinterklaas.
Een persoonlijk bericht dat mij vraagt te slapen in het donker, terwijl ik dat doodeng vond.
Kun je je voorstellen dat ik daarvan behoorlijk in de war raakte?
Al die andere kinderen met de gek gaafste presentjes en ik dan ‘alleen maar’ die brief?

Ik snapte gewoon niet wat ik verkeerd had gedaan.

Het jaar daarop was het wéér raak.
Niets in de schoen of onder de schoorsteen.
Niet eens een chocoladeletter.
Terwijl dat zo’n beetje de aardappel onder de kadootjes is.
Het jaar erop net zo.
Niets.Geen.Kadootjes.Voor.Kwangie.
En daarom.
Daarom kan ik slechts één conclusie trekken:
Sinterklaas houdt niet van schattige Chineesjes.

Sinterklaas discrimineert.

 
Voor degenen die het willen weten: Ik slaap nog altijd met een lampje.

Rehab

Mijn naam is Kwan en ik ben een chips-verslaafde.

*applaus*

In mijn jeugd maakte ik voor het eerst kennis met chips.
Mijn ouders boden het me eens in de zoveel tijd aan.
Natuurlijk had ik ook ‘nee’ kunnen zeggen, maar mijn nieuwsgierigheid was te groot.
Hoe zou het proeven?
Wat zou er gebeuren als ik de hele zak in mijn eentje leeg zou eten?

Kan ik sneller dan Broer de zak op krijgen? het antwoord luidt: neen.

Langzaam begon ik ook zelf te experimenteren.
Struinde ik supermarkten af op zoek naar nieuwe soorten en smaken.
Van naturel naar paprika naar bolognese.

Altijd die drang naar sterker spul.

Bleef het in het ouderlijk huis nog bij incidenteel gebruik, eenmaal op eigen benen kamers begon het buitensporig consumeren. Die zaligmakende smaaksensatie in combinatie met het onweerstaanbare gekraak, zorgden ervoor dat ik meer en meer afhankelijk werd.
Geen dag zonder chips.
Geen chips zonder Kwangie.

En zo leefde ik van aardappel naar aardappel.

Iedereen wist van mijn passie en hield er ook rekening mee.
Lief neemt altijd een zak of twee, drie mee als hij boodschappen doet.

En als ik ergens op visite ga, zorgen de gastheren- en vrouwen er altijd voor dat ze sjips in huis hebben. Bang dat ik ga flippen en alles overhoop haal op zoek naar die laatste kruimel die wellicht op de grond is gevallen. Voorkomen is immers beter dan genezen.

 

Toch ging afgelopen maandag de knop om.
Ik lag op de bank met mijn zak te dippen in een sausje, toen ik besefte dat het maandag was.
Máándag, mensen!
De slechtste dag van de week.
Was ik dan zo verslaafd dat ik chips zonder reden eet?
Kon ik werkelijk waar niet meer zonder?

Kortom: Is hier sprake van een uit de hand gelopen hobby?

En dus kapte ik die dag resoluut met chips.
Gewoon cold turkey.
Gestopt.
 
En nu?

Nu ben ik al vijf dagen clean.

Koude rillingen wisselen zich af met koortsige periodes waarin ik me op een groot chipsfestijn waan met mij als eregast.
Ik voel me beroerd en ellendig.
Het lontje werd steeds korter en korter.
En mijn humeur heeft het dieptepunt bereikt.

Het zullen wel afkickverschijnselen zijn, veroorzaakt door een tekort aan plezierig zetmeel.

Morgen begin ik weer gewoon,
Want dan is het maandag.
Máándag, mensen!
De slechtste dag van de week.
En dat is reden genoeg voor een zakje troost.
Toch?