We gaan even terug in de tijd.
En wel naar het jaar 2000.
Het jaar van de Big Bang -volgens computernerds- en van Het Einde der Tijden -volgens fanatici-, maar ook het jaar dat Kwangie en Lief elkaar tegen het lijf liepen.
Zoals alle verhalen waarin Lief en ik samen voorkomen, zijn er meerdere versies in de omloop.
Dit is de mijne…
In het jaar 2000 deed Lief voor het eerst vrijwilligerswerk: Tien dagen lang ontfermde hij zich over een groepje eerstejaars geschiedenis studenten. Jongelui die in hun vrije tijd graag ouwe koeien uit de sloot halen. Die moest hij natuurlijk op sleeptouw nemen langs de beste kroegen van Nijmegen oudste stad van Nederland!
Zo geschiedde het dat Lief zijn taak zeer serieus opvatte en mij onder zijn hoede nam.
En dat deed ie met verve!
Hij was één en al aandacht en zorgzaam en lief en attent en woest aantrekkelijk om te zien.
Dat hij zijn overige mentorkinderen sterk verwaarloosde kon mij op dat moment niet zoveel schelen. Ik was helemaal om!
Tien jaar na dato zijn veel herinneringen vervaagd. Maar deze zal ik nooit meer vergeten!
Het was een uur of 5 ’s ochtends.
We hadden de hele avond op één of ander fout feest doorgebracht en rolden net de kroeg uit toen we met de fiets in de hand op straat stonden.
Lief doorbrak de stilte.
Hij : “Zullen we aanfietsen?”
Ik : “Wát zeg je?”
Hij : “Zullen we AANFIETSEN?”
Ik : “Pardon?”
Hij : “AAN.FIETS.EN!”
Ik : Och gut, hij kan de ‘g’ niet uitspreken! “GAAN fietsen?”
Hij : “Okee!”
En we fietsten samen de toekomst tegemoet.
Het duurde nog weken voordat ik doorhad dat het zijn soort te doen gebruikelijk is om in deze situaties nooit een ‘g’ te gebruiken. Het kwartje viel toen zijn moeder met de auto wilde aanrijden, maar nergens tegen aan wilde botsen