Vroeger was alles beter (4)

Je bent zo jong als je je voelt.
In dat geval ben ik twenty-something.
Geboren in de ’80s heb ik pas echte herinneringen aan de ’90s.
Toen, in het laatste decennium voor het nieuwe millennium, gebeurden er wonderen.
En ik heb het allemaal mee mogen maken!

We hadden TMF, de Spice girls en kochten ons arm aan chips, omdat er zo’n plat schijfje, een flippo in zat.
Er was geen Netflix, maar wel de TV gids.
Je keek naar The Fresh Prince of Bel-Air, Beverly Hills 90210 en gewoon Goede Tijden, Slechte Tijden met Arnie en Peter.
En binge watchen deed je met gehuurde video’s.
Je moest niet vergeten de videobanden netjes terug te spoelen, anders moest je daar een fortuin voor neerleggen.
Een gulden of zo.

We kregen Hotmail, MSN en net als nu was er een groep gezondheidsfanaten die je kon uittekenen in een trainingspak, meestal van het merk Australian.
Ja, echt.
Je kon gewoon in trainingspak over straat!
Dat waren nog eens tijden
Op een gegeven moment kwamen er velourse varianten met ‘Juicy’ op je kont.
Daar trok ik de grens.

Uiteraard was ik alles behalve sportief, maar ik fietste wel elke dag naar school.
Daar koos je nog zeven vakken (in mijn geval een onsamenhangend geheel van Nederlands, Engels, Duits, geschiedenis, tekenen, biologie en Latijn. En het is toch goed gekomen soort van)
De meeste werkstukken schreef je met de hand (!) en als je eens een keer iets in WordPerfect uittypte leek het tenminste alsof je écht je best had gedaan.

Jamie Oliver heette nog the naked chef.
En als vegetarier kreeg je een omelet in een restaurant.
Of een tosti kaas.
Met curry.
Als avondeten.

En aan het eind van de jaren ’90 vreesden we dat alle computers zouden uitvallen omdat de teller niet van 99 naar 00 kon.
Vol spanning telden we af.
10
9
8
7
6
5
4
3
2
1
Welkom in een nieuw millenium!
De computers doen het nog!
De wereld is niet vergaan stelletje doemdenkers!
De toekomst is begonnen.

Lees ook: Vroeger was alles beter (1), (2) en (3)

Vroeger was alles beter (3)

Weet je wat ik écht mis?
Een ouderwetse liefdesbrief.
Handgeschreven met een vulpen.
Iemand die zijn gevoelens op papier zet en dit vervolgens aan PostNL durft te geven, verdient de Nobelprijs voor de Liefde!

Het enige nadeel dat ik kan bedenken is dat zo’n liefdesbrief kwijt kan raken.
Een track-and-trace nummer op zo’n brief is wat overdreven.
En dus kan het zo zijn dat je nagelbijtend, halsreikend, smachtend wacht op een antwoord dat niet zal komen.

Dat wachten op antwoord is overigens echt een ding.
Want binnen welke termijn is een antwoord redelijk?
Na hoeveel dagen/weken/maanden mag je er van uit gaan dat je liefde onbeantwoord blijft?

Wat een ouderwetse liefdesbrief ook echt mist, zijn de smileys.
Zo’n knipoog zegt soms meer dan duizend woorden.
Ik bedoel…
‘Ik vind je lief.’ of ‘Ik vind je lief’ gevolgd door zo’n gele smiley die jankt van het lachen is toch best een beetje een andere boodschap.

Bij nader inzien.
Spellingscontrole werkt natuurlijk niet offline.
En een liefdesbrief vol spelfouten is alles behalve aantrekkelijk.
Ik geeft je me hart.
Brrrr!
Engerd.
Nee, laat maar.
Stuur maar een sms.

Vroeger was alles beter (2)

Vroeger, in het tijdperk zonder kinderen, had ik sommige dingen best goed voor elkaar.
Toiletprivacy bijvoorbeeld.
Als de nood aan de man was, hoefde ik nergens over na te denken.
De enige mogelijke obstakels waren 1) het einde van een wc rol 2) obstipatie.

Tegenwoordig is het een hele onderneming voor ik het kleinste kamertje van binnen kan bewonderen.
De Watermeloen is nog redelijk gemakkelijk.
Die leg je op een plek neer waar hij niet van af kan rollen.

De Puk is een ander verhaal.
Die moet formeel geïnformeerd worden.
Anders gaat ze naar mij op zoek en beschuldigt ze me van vals spelen (“Ik had nog niet ‘wie niet weg is, is gezien’ gezegd!”)
Vervolgens moet ik een hele lijst van verwachtingen opsommen.
“Puk, ik ga even naar de wc. Jij mag lekker verder spelen, maar je gaat niet naar de keuken, je gaat geen koekjes pakken en ook van de chocolade paashaas blijf je af, okee?”
En als ze bevestigd heeft dat ze niet naar de keuken gaat, geen koekjes pakt en ook van de chocolade paashaas afblijft, moet ik niet vergeten dat de regels ook voor haar knuffel gelden: “En Broer Konijn blijft ook hier, gaat niet naar de keuken, gaat geen koekjes pakken en blijft van de chocolade paashaas af, okee?”
Het zou namelijk niet de eerste keer zijn dat niet Puk, maar haar konijn moeders regels aan de laars lapt.
Als alle stappen zijn doorlopen, kan ik een sprintje trekken naar het toilet.

Maar heel soms gooit de Watermeloen roet in het eten.
Dan doet hij zijn naam eer aan; rond en gezond, maar vol pit!
Tijdens zo’n uitbarsting van pit, is het enige dat helpt vasthouden en wiegen.
Vasthouden én wiegen.
Want vasthouden zonder te wiegen werkt niet.
Wiegen zonder vast te houden evenmin.
Dus houd ik hem vast en wieg hem heen en weer.

En als zo’n bui samenvalt met een volle blaas hebben we een serieus probleem.
Dan dreigt er dubbel explosiegevaar.
Het neerleggen van de Watermeloen is geen optie.
De andere optie, de vloer dweilen, is ook zeker geen optie (Puk geeft onze houten vloer al genoeg bijvoeding).
Dus blijft over optie C, multitasken.
Dat houdt in: vasthouden, wiegen en met je zoon op de arm plassen, terwijl je je huilende dochter troost omdat ze geen chocola mag om 9 uur ’s ochtends.
Geen aanrader, maar wel efficiënt.
En oh zo gezellig.
Ik zeg het je, tegenwoordig is alles beter!

Vroeger was alles beter (1)

Ooit ga ik als een ouwe sok tegen Puk en Watermeloen mijmeren over vroeger.
Dan leg ik ze uit dat er zoiets bestond als een telefooncel.
Een hokje waarin je kon bellen.
Je moest wel genoeg kwartjes bij je hebben, anders werd je gesprek afgebroken.
Telefoonnummers leerde je uit je hoofd.
En als je iemand wilde spreken, kon het zo zijn dat je eerst diens vader of moeder aan de lijn kreeg (dat kon best gênant zijn).

Ik zal de kinderen vertellen over de komst van de mobiele telefoon.
Van die kastjes met een antenne. Die moest je uit je telefoon schuiven voor een ruisloos gesprek.
Op sommige plekken kon je niet bellen. Dat lukte simpelweg niet.
Je gebruikte je telefoon om te bellen of een bericht te sturen.
En op de luxere varianten kon je een spelletje spelen, SNAKE.
Het was allemaal zwart-wit uiteraard.

Niet iedereen had een mobiele telefoon.
Die mensen waren alleen te bereiken als ze thuis waren, maar dat vond niemand raar.
“Waarom zou ik overal bereikbaar moeten zijn?” was hun argument.
En ze meenden het ook.

Maar al gauw was de GSM niet meer weg te denken.
Overigens zeiden we alleen in de beginjaren GSM.
Later noemde niemand zijn telefoon meer zo.
Wel kwamen er nieuwerwetse problemen bij.
Zoals stress en paniek als je erachter kwam dat je je telefoon thuis had laten liggen (terwijl een paar jaar eerder, iedereen zijn telefoon thuis had liggen).
Of hoe je dwangmatig op zoek ging naar voeding als de accu van je telefoon leeg dreigde te raken. Snel! Snel! Ik heb nog maar 10%
Want een dooie telefoon was echt… Ondenkbaar.
Dus stak je zonder enige aarzeling je hand in de wc pot als je telefoon daar in was gevallen.
En rouwde je een week om zijn verdrinkingsdood.

Ik ga de kinderen vertellen over de blauwe vinkjes.
Hoe je daar serieus ruzie om kon krijgen.
En hoe je soms even op je telefoon keek en vervolgens een uur of twee verder in de toekomst belandde.
Dat mensen daar dan weer ruzie om konden krijgen.

Ook bestond er zoiets als de selfie.
Met de latere telefoons kon je namelijk foto’s maken.
Digitaal.
Zonder fotorolletje.
Dat betekende dat je niet meer naar de Hema hoefde te rennen voor de eenuurservice, maar direct kon zien of je er een beetje mooi bij liep.
En als het je allemaal niet beviel, dan gooide je er een filter over heen.
Dat werd zo gewoon, dat er weer een nieuwe hashtag ontstond #nofilter.

Ik hoor de Puk en Watermeloen al lachen.
Om alle hysterie en iPaniek.
Maar het was best een leuke tijd.
Vroeger.
Toch?

De wc-monologen

Ligt het aan mij of is het slecht gesteld met de wc’s van tegenwoordig?

Vroeger trok je aan een touwtje en je hele hebben en houden werd in een wervelwind van water meegesleurd.
Zoef.
Weg.
Klaar!
Precies zoals het hoort.
Je gaat naar de wc, doet je ding en je trekt door.
Dan gaat het leven verder.
Alsof er nooit iets is gebeurd.
Lekker simpel en eenvoudig.

Hoe anders is het met de wc’s van nu.
Allereerst dat keuzemenu.
In de vorm van een grote en een kleine knop.
Waarom in hemelsnaam?
Wie wil er dan zo nodig een béétje doortrekken?
Kom op, zeg!
Een stukje meer daadkracht, graag.

Maar goed.
Twee keuzes, dus.
En de optie om niet door te spoelen, maar zo ben ik niet.
Zelf ga ik steevast voor de grote knop.
En die houd ik dan ingedrukt, net zolang totdat alles netjes weg is.

Maar wat ik echt, echt, écht strontvervelend vind, is dat er bijna altijd een prop wc papier blijft zweven.
Mijn hemel.
Wat is het tegenwoordig toch moeilijk om een stukje toiletpapier door te trekken!
Zeker als je haast hebt.

Dan moet je weer wachten tot de stortbak volloopt.
Wat een eeuwigheid duurt.
En als je denkt ‘zo kan ie wel weer…’, dan blijkt toch dat je iets te ongeduldig bent.
Waardoor er te weinig water is en je wederom moet wachten tot de stortbak volloopt…
Ver-schrik-ke-lijk!

Hoezo moet het allemaal zo moeilijk?
Waarom kan het niet *zoef* weg?
Ik wil gewoon door met mijn leven.

Alsof er nooit iets is gebeurd.
Lekker simpel en eenvoudig.

Voor alle vergeefse pogingen drijvend papier ten onder te brengen.
En al het verspilde water dat zo’n modernistisch plee verbruikt.
Vraag ik.
Geef ons terug het het géén-vrije-keus-systeem op alle toiletten!
Mijn dank zal groot zijn.