Hoe de slak een naaktslak werd

Het was voorbij voor ik er erg in had.
Zomaar.
Midden op de dag.
In een moment van onoplettendheid.
Veranderde mijn leven voorgoed.

Puk en ik waren net buiten.
Ik zette een stap achteruit en voelde iets kraken.

Ik wist meteen dat het niet goed was.
Mijn hart klopte in mijn keel.
Nee, nee, NEE!
Laat het niet waar zijn!

Voorzichtig tilde ik mijn voet op.
Daar lag hij dan.
Een slak.
In duizenden stukjes.

“Wat is er, mama?” vroeg Puk en ze kwam dichterbij.
Zo goed als het ging, legde ik uit dat ik op een slak was gaan staan.
En dat de ravage op de stoep een ogenblik geleden nog een slak in de bloei van zijn leven was. “Is dat allemaal… Jouw schuld?” vroeg Puk verontwaardigd.

Ze kon haar minachting haast niet verbergen.
“Mama keek niet goed uit,” antwoordde ik schuldbewust, “maar nu is de slak… een naaktslak!” En ik keek daarbij alsof dat een hele leuke upgrade in het leven is.

En zo was de crisis bezworen.
Het spijt me, slakje, maar ik ben er nog niet aan toe om van het voetstuk af te donderen.

Niet te filmen

Ik wil niet zielig doen – maar ik doe het toch.
Lief en ik gaan nooit naar de film.
Nooit.

Voor degenen die denken dat ik overdrijf.
Lief en ik kennen elkaar bijna zestien jaar en in die zestien jaar zijn we welgeteld naar drie films geweest.

De eerste was Moulin Rouge (2001)
Ik vond het fantastisch!
Lief vond de muziek wel leuk (yeah right).

In Hong Kong zagen we samen Men in Black II (2002)
Ik vond het fantastisch!
Lief lachte één keer.

De derde en laatste film die we samen zagen was Revolutionary Road (2008).
Ik vond het fantastisch!
Lief heeft geleden alsof de tandarts zonder verdoving alle tanden uit zijn mond had getrokken.
Mocht je daar nog over willen lezen, klik hier

Het moge duidelijk zijn.
Lief is geen movie-material.
Hij kijkt veel liever voetbal.
En guess what?
Ik háát voetbal.
Dus gaat hij nooit met mij naar de film.
En zit ik nooit naast hem op de bank voetbal te kijken.
Zo’n harmonieus stel zijn we wel weer.

Maar vorige week zondag was het dan ein-de-lijk zo ver.
Ik zag weer eens een film.
IN DE BIOSCOOP!
Man, wat was ik blij!
Gezellig met zijn tweetjes naar de film.
Ik nam zakdoekjes mee, kocht een bak schandalig zoete popcorn en maakte 100 selfies.
We waren een kwartier te vroeg, maar ik heb gedanst in de foyer.
Het was Kerstmis en Pasen en Zomervakantie tegelijk.
Wat was ik gelukkig.

Ik vond het fantastisch!
En Puk?
Die vond de popcorn het leukst.

Vroeger was alles beter (2)

Vroeger, in het tijdperk zonder kinderen, had ik sommige dingen best goed voor elkaar.
Toiletprivacy bijvoorbeeld.
Als de nood aan de man was, hoefde ik nergens over na te denken.
De enige mogelijke obstakels waren 1) het einde van een wc rol 2) obstipatie.

Tegenwoordig is het een hele onderneming voor ik het kleinste kamertje van binnen kan bewonderen.
De Watermeloen is nog redelijk gemakkelijk.
Die leg je op een plek neer waar hij niet van af kan rollen.

De Puk is een ander verhaal.
Die moet formeel geïnformeerd worden.
Anders gaat ze naar mij op zoek en beschuldigt ze me van vals spelen (“Ik had nog niet ‘wie niet weg is, is gezien’ gezegd!”)
Vervolgens moet ik een hele lijst van verwachtingen opsommen.
“Puk, ik ga even naar de wc. Jij mag lekker verder spelen, maar je gaat niet naar de keuken, je gaat geen koekjes pakken en ook van de chocolade paashaas blijf je af, okee?”
En als ze bevestigd heeft dat ze niet naar de keuken gaat, geen koekjes pakt en ook van de chocolade paashaas afblijft, moet ik niet vergeten dat de regels ook voor haar knuffel gelden: “En Broer Konijn blijft ook hier, gaat niet naar de keuken, gaat geen koekjes pakken en blijft van de chocolade paashaas af, okee?”
Het zou namelijk niet de eerste keer zijn dat niet Puk, maar haar konijn moeders regels aan de laars lapt.
Als alle stappen zijn doorlopen, kan ik een sprintje trekken naar het toilet.

Maar heel soms gooit de Watermeloen roet in het eten.
Dan doet hij zijn naam eer aan; rond en gezond, maar vol pit!
Tijdens zo’n uitbarsting van pit, is het enige dat helpt vasthouden en wiegen.
Vasthouden én wiegen.
Want vasthouden zonder te wiegen werkt niet.
Wiegen zonder vast te houden evenmin.
Dus houd ik hem vast en wieg hem heen en weer.

En als zo’n bui samenvalt met een volle blaas hebben we een serieus probleem.
Dan dreigt er dubbel explosiegevaar.
Het neerleggen van de Watermeloen is geen optie.
De andere optie, de vloer dweilen, is ook zeker geen optie (Puk geeft onze houten vloer al genoeg bijvoeding).
Dus blijft over optie C, multitasken.
Dat houdt in: vasthouden, wiegen en met je zoon op de arm plassen, terwijl je je huilende dochter troost omdat ze geen chocola mag om 9 uur ’s ochtends.
Geen aanrader, maar wel efficiënt.
En oh zo gezellig.
Ik zeg het je, tegenwoordig is alles beter!

De geboorte van een watermeloen

Voordat je denkt dat ik maanden overtijd ben… De kleine Watermeloen is alweer bijna een maand oud!
Hij is alsnog in november gekomen.
Hoe?
Dat lees je hieronder.

De gecensureerde versie (aanbevolen voor mensen met een zwakke maag of die nog moeten eten):
… En toen was de Watermeloen geboren!
Hoera!

Hoe het echt ging:
Op 17 november werd ik ’s ochtends wakker met een natte broek.
Normaal gesproken is dat best zorgelijk gezien mijn jeudige leeftijd, maar nu was er alle reden tot feest.
EIN-DE-LIJK!
De vliezen zijn gebroken!
Het was weliswaar geen *FLATS* zoals bij de kleine Puk, maar een natte broek is een natte broek.
Met ingehouden adem telde ik elk krampje en al gauw kon ik de klok er op gelijk zetten: de weeën kwamen om de vijf minuten.
Ik schudde Lief wakker, smste Zus dat ze moest komen en de buren en schoonouders werden opgetrommeld om de Puk op te vangen.
Het was tijd om naar het ziekenhuis te gaan!

En oeh, wat deed het pijn.
Maar ik was kalm.
En stoer.
Heel stoer.

“Weet je, het is goed te doen,” zei ik tegen Lief om hem gerust te stellen, “ik ben heel rustig.”
Maar heel rustig, is meestal geen goed teken.
Althans… Niet bij een bevalling.
De weeën deden geen centje pijn.
Maar dat kwam dus, omdat het helemaal geen weeën waren.
Nope.
En de vliezen waren al helemaal niet gebroken.
Nope.
De dienstdoende verloskundige zei nog vriendelijk dat het ‘van alles kon zijn’.
Maar we wisten allebei wat ze daarmee bedoelde: Ik had gewoon in mijn broek geplast. Ondanks mijn jeudige leeftijd.
Dus moesten mochten we weer naar huis.
Heel even overwoog ik om hysterisch te gaan huilen.
En dat deed ik ook.

Eenmaal thuis moest helaas ook de hele PR machine rollen.
Niets aan de hand, vals alarm, kan de beste overkomen! en dan vooral proberen van onderwerp te veranderen.
Zusjelief kon na bijna twee uur onderweg te zijn geweest, weer terug naar huis.
Aan schoonmoeders legde ik nog eens uit dat de vliezen niet gebroken waren.
“Niet?!”
“Nee, niet… Lust je nog koffie?”

De hele dag bleven de weeën-die-geen-weeën-maar-vóórweeën-waren om de vijf minuten komen.
Op internet las ik horrorverhalen van vrouwen die dagen of zelfs wéken voorweeën hadden.
Toen ben ik maar verder gaan huilen.
Wat moet je anders?

Zo tegen 21:00 uur had ik al 15 uur lang iedere vijf minuten van die nutteloze voorweeën.
Wat is dit voor een zieke grap?
Ik was moe, koud en strontchagerijnig.
Jankend zat ik op de wc, toen Lief voorzichtig informeerde hoe lang ik daar al zo zat.

“Ik weet het niehiehiet…” jammerde ik.
“Volgens mij heb je om de twee minuten weeën!” riep hij paniekerig, ” Je moet naar het ziekenhuis!”
“Ik wil niet naar het ziekenhuis.”
“We moeten echt zo gaan, als je nog langer wacht, krijg ik je niet meer in het ziekenhuis.”
“Maar straks sturen ze me weer weg!”
“Dan is het maar zo!”
“Ik ga NIET naar het ziekenhuis!” en ik klampte me vast aan de wc pot.
“Je moet nu echt meekomen.”
” @#%$#$^@$#%” [onverstaanbaar]
“Echt, serieus, kom op.”
“Nee! Nee! NEE! GA WEG!”

Maar ik moest. En ik liet de wc pot los.
In tegenstelling tot de ochtend, was ik ’s avonds zen noch kalm.
Ik was in Grote Blinde Paniek.
Tegen het hysterische aan.
Mijn hele lijf, iedere vezel schreeuwde: EEN WATERMELOEN PAST NIET DOOR EEN GAT VAN 10 CENTIMETER!
En daar gedroeg ik me ook naar.
Het was maar goed dat ze er een ruggeprik in duwden, want anders had Lief de bevalling niet overleefd.
Die ene prik veranderde de hysterische heks (moi) in een ware persprinses (moi aussi).
Mocht je ooit een natuurlijke bevalling zonder pijnstilling overwegen, dan moet je eens een hele watermeloen in je mond proppen.
Als je dat enigszins onaangenaam vindt, dan raad ik je een ruggeprik aan

24 uur na de natte broek mocht ik eindelijk proberen de Watermeloen eruit te persen.
Gelukkig bleek de Watermeloen maar een kleine Mango.
En kleine mango’s passen prima door een gat van 10 centimeter.
Met wat knip- en scheurwerk weliswaar.
Maar laten we het verder een beetje smakelijk houden.
Hij is er in ieder geval uit!
Hoera!

—————————————————————————————————————————-
We zijn heel trots op onze Watermeloen!
Maar om hem te beschermen en een klein beetje privacy te gunnen, willen we – net als bij de kleine Puk – vragen of je de Watermeloen gewoon Watermeloen wilt noemen op het internet. Dan kan hij later nog een baan vinden, zonder dat zijn baas moet grinniken om alle poep-en scheetverhalen die zeker weten nog gaan komen!

Over het dorakoekje en de vogel met zes vleugels

Laten we vooropstellen dat Puk een kind van haar moeder is.
De hele dag door kakelt ze vrolijk de oren van je kop (dat heeft ze van haar vader), maar zodra ze aan tafel zit, met haar bestek in de aanslag en het bord onder de neus is ze muisstil.

Puk buigt zich over haar bord en het komende kwartiertje zie je alleen nog de kruin op haar kop.
Eten is een serieuze aangelegenheid, daarom moet dat in opperste concentratie gebeuren.
Vol focus eet ze haar eten in een mum van tijd op.
Als je niet beter zou weten, zou je haast denken dat ze uitgehongerd wordt hier!

Zodra het bordje leeg is, zal Puk weer van zich laten horen.
“Toetje!” roept Puk dan, terwijl ze demonstratief haar bord van zich afschuift.
En zodra ze klaar is met haar toetje roept ze: “Meer!”
U begrijpt, eten is voor Puk net zo’n serious business als voor haar mama  olie voor de Verenigde Staten.

Ik was vanmiddag dan ook hoogst verbaasd toen Puk haar Dorakoekje opzij legde. Ze had er een beetje aan geknabbeld, misschien een hapje of twee eraf gekauwd, maar ze legde hem echt weg.
Nu was de Puk al een paar daagjes niet zo lekker, met koorts, drama en veel ellende.
Dus misschien had ze niet zoveel trek?
Ik dacht er niet al te veel over na en volgde mijn instinct: het koekje ging *hop* in mijn mond.

Best lekker, die Dora-koekjes.
Zouden ze ook voor volwassenen moeten maken #Verkade.
Ik zou zó een rol achterover kunnen schuiven!
Maar om nou op het werk te verschijnen met een Dora-snack.
Dat gaat zelfs mij te ver.

Het koekje was nog niet achter de kiezen, of ik hoorde Puk roepen.
Haar stem klonk hoog en ze ademde snel.
“Koekje?”
“Koekje! Waar ben je nou?”
En met die laatste zin, steeg de hitte naar mijn wangen.
“Koekjeeeee?!” En Puk begon aan een heuse zoektocht.

Puk keek onder de tafel, achter de bank, overal ging ze langs.
Geen hoekje sloeg ze over en ik zag haar ogen wild om zich heen schieten.
Binnen de kortste keren, begon Puk lades en kasten open te trekken.
Haar haar verwilderd om haar koppie. “Koekje, waar ben je nou???”

Uiteraard was dat koekje juist het allerlaatste koekje hier in huis.
Dus wierp ik me gauw op de grond en keek onder de bank.
“Koekje! Waar ben je? Puk zoekt jou!”

In Puks oogjes welden tranen op.
Zachtjes snikte ze “koekje…”
Alsof ze langzaam maar zeker besefte dat ze haar koekje nooit meer terug zal zien.

Dus ik deed wat elke ouder zou doen.
In het kader van eerlijk duurt het langst, stak ik mijn vinger uit en riep:”Kijk!” – ik wees uit het raam.
“Kijk, daar! Een vogel met zes vleugels!”

Puk rende naar het raam en miste op een haar na het gedrocht uit haar moeders grote fantasie.
“Vogel! Waar ben je nou?” vroeg Puk beteuterd, waarop ik besloot het enige juiste te doen.

Ik sloot mijn ogen, haalde diep adem en vroeg aan de Puk:
“Wil je een stukje chocola?”