Hij en ik: contamineren (althans… Ik doe dat)

Volgens de officiele begrippen ben ik een authentieke allochtoon.
Ik ben zelfs met trots (?) een eerste-generatie-allochtoon!
En daarom mag ik graag klungelen met de Nederlandse spreekwoorden en gezegdes.
Die zitten er gewoon niet zo ingebakken omdat we graag wokken.
Regelmatig wordt Lief dan ook ingeschakeld:
Ik    :    “Lieeeeef!!”
Hij   :    “Ja?”
Ik    :    “Waar kom je ook al weer op terecht?”
Hij   :    “Hoe bedoel je?”
Ik    :    “Op je benen, op je voeten?”
Hij   :    “Op de pootjes.”
Ik    :    “O ja, o ja!”
Of tijdens een verhitte discussie:
Ik    :    “Geen hond die er naar kraait, dus waar maak je je druk om?”
Hij   :    “Haan.”
Ik    :    “Pardon?”
Hij   :    “Haan. Geen haan die er naar kraait.”
Ik    :    “Dat zég ik!”
Hij   :    “Niet. Je zei geen hond die er naar kraait. Maar honden kraaien niet, die blaffen.”
Ik    :    “…”
Bovenstaand logje stamt van 28-07-2010, maar is nooit gepubliceerd.
Ik schrijf weleens iets en sla het eventjes op om het straal te vergeten.
Meestal leg ik het opzij, omdat ik geen plot kan verzinnen of omdat ik halverwege denk ‘dit gaat werkelijk nérgens over’. Maar eigenlijk gaan de gesprekken tussen Lief en mij toch al nooit echt ergens over.
Dus twee jaar na dato, schiet ik hem gewoon de wereld in en zie wel of het op zijn voetjes pootjes terecht komt!

Hij en ik: hebben weinig woorden

Ik        :    Thee! soms ben ik een vrouw van weinig woorden
Hij       :    …
Ik        :    Théé-eee
Hij       :    …
Ik        :    Lief… Wil jij alsjeblieft thee voor mij maken?
Hij       :    Wat?
Ik        :   verlies het geduld en verander in een diva met PMS-for-life  THEE!!
En voordat jullie nu denken dat Lief met bibberende benen thee ging maken en er een chocoladetaart bij bakte om me gunstig te stemmen… Lief weet zich prima te redden op die niet zo uitzonderlijke dagen dat ik me ongegeneerd misdraag.
“Thee! Thee! Thee!”, scandeerde ik.
Het was dat ik op de bank lag, anders had ik met mijn voeten gestampt. In plaats daarvan gooide ik mijn hoofd in mijn nek en begon als een vasthangende langspeelplaat ‘THEE!’ te roepen.
Voor de jongeren onder ons, de naald kon blijven hangen in een lp, waardoor telkens hetzelfde stuk werd afgespeeld. En geloof me, dat was knap irritant.
Nu ligt de keuken zo’n -pak ‘m beet- vijf meter van de bank af. Dus in de tijd dat ik mijn longen aan het vullen was, had ik allang zelf een kop thee kunnen maken. Ik weet het.
Maar soms nemen de horrormonen het over van het fatsoen.
En is er geen land meer met me te bezeilen.
Al heb ik me altijd afgevraagd welke idioot nu aan land probeert te zeilen!
Dan kun je maar beter doen wat Lief toen deed.
Hij stond op van de bank, stampte flink met zijn voeten en begon heel hard “Q! Q! Q”!”te roepen.
–_–
*zucht*

Hij en ik: praten als Brugman

Ze beweren wel eens dat blijven praten de basis vormt van een goed huwelijk.
Als dat zo is, dan gaat alles prima hier!

Zo vraagt Lief altijd naar mijn voorkeuren:
Hij : Wie vind je knapper? Ronaldo, Huntelaar of Stekelenburg?
Ik  : Ze zijn toch alledrie niet echt Moeders Mooiste?
Hij : Neehee, niet Rinaldo, die apekop. RO-naldo. Christiano Ronaldo, weet je wel.
Ik  : Oh, dan natuurlijk Ronaldo.
Hij : Dan heb je geluk! Want om tien uur kun je twee keer drie kwartier naar hem kijken!
Ik  :   -_-

Of laatst, in de auto. Praten over De Toekomst:
Ik  : Weet je, Lief… Mocht ik later vergeetachtig worden of dement zijn…
Hij : Hmmm….
Ik  : … dan moet je me maar naar een verzorgingstehuis brengen. Je hoeft je niet schuldig te voelen. Ik wil jou niet tot last zijn.
Hij : …
Ik  : Echt, hoor. Misschien lijkt dat heel cru, maar ik kan me zo maar voorstellen dat het anders geen doen is. Dat moet je me dan maar beloven.
Hij : …
Ik  : En echt, je hoeft je daar niet schuldig over te voelen, ik wil je niet tot last zijn.
Hij :             *Stopt de auto en keert in een ruk om*
Ik  : HEE! Waar ga jij heen?!?!
Hij : Jou naar een verzorgingstehuis brengen! Want dit zei je vijf seconden geleden ook al!

En maar al te vaak, wil ik alles delen met Lief:
Ik   : Hè, bah! Wat stinkt het hier!
Hij  : schouderophalend Ik ruik niets.
Ik   : Ja, echt hoor! Daar! In die hoek.
Hij  : …
Ik   : Het ruikt naar *snif* iets weeïgs. *snif snif* Zurigs!
Hij  : Ik ruik niets…
Ik   : Echt niet? *snif* Het *snif* ruikt heel sterk.
Hij  : Nee, ik ruik echt niets.
Ik   : Dáár, in die hoek! Ga daar eens heen! Het stinkt echt hard!
Hij  : Ik ga écht niet stankluchtjes zitten snuiven!
Ik   : Maar toch stinkt het hier. *snif*

Hij en ik: en onze barbecue

Laten we wel wezen.

Een vrouw in hysterische toestand heeft óf één of andere stoornis óf last van hormonen.

Mannen daarentegen kunnen zo op zijn tijd van alles onder de leden hebben, maar dan noemen we het oerdriften. Een soort drang, overgeleverd vanuit de prehistorie, waar de arme vent he-le-maal niets tegen kan doen.

Vandaar dat Lief spontaan op de avond, midden in de woonkamer zijn nieuwste aanwinst in elkaar schroeft.
Ik   :    “Waarom ga je die barbecue nu in elkaar zetten?!”

Hij  :    “Dan kan ik hem mooi in de woonkamer zetten.”

En daar staat ie nu dus ook echt, hè?
Het gevaarte.
Een gloednieuwe bakplaat met de toepasselijke naam ‘Big Black BBQ’.
Midden in de woonkamer.
Mooi te wezen.

Lidwoorden zijn zeg maar niet mijn ding

Weet je wat ik hevig frustrerend vind?

Lidwoorden.

Als eerste generatie allochtoon heb ik altijd ontzettend mijn best gedaan om goed Nederlands te kunnen. Ik wilde niet voldoen aan het stereotype Sambalbij? en eigenlijk ben ik gewoon te competitief om onder te doen aan wie dan ook.

Toen ik voor het eerst verbeterd werd omdat ik “die meisje” zei – wat tegenwoordig overigens hartstikke hip is – nam ik mij voor om alle woorden uit het hoofd te leren.

Toch moet ik toegeven dat ik geen snars begrijp van de ‘de en het’.
Alle lessen van Meneer Altena ten spijt.

Ik snap er gewoon helemaal niets van!

Want wanneer is het de. En wanneer is het het?
Denk daar maar eens over na!
Ik heb het al aan veel mensen gevraagd, maar niemand kon mij ooit een sluitend antwoord geven.

En aan “Dat wéét ik gewoon.” of “Je hóórt of het klinkt of niet” heb ik natuurlijk niets, hè?

Net zo min aan het consequente van de Nederlandse taal.
Want.
Waarom is het de mens, maar spreken we van “dat mèns!”

Meneer Altena heeft toch echt gezegd dat je ‘die’ gebruikt voor de-woorden en ‘dat’ voor het-woorden.

En hoe moet je ooit leren horen of iets klinkt of niet?
Zeker als je je bedenkt dat je gewoon de Chinees hebt, maar ook het Chinees.

Wat wel een wezenlijk verschil is, maar toch.

Ik heb echt gezocht naar een beetje houvast.
Maar die is er gewoon niet.
Het is de maan, de naam, maar het raam.
Het is de zak, de lak, maar het dak.

Het is de koe, maar het rund.

Het (de?) enige wat ik zeker weet, is dat (die?) ik het (de?) allemaal zo zeker niet weet!

Update 29-10-2010:
Ik      :    “Is het de of het sleutelbos?”
Hij    :    “de!”
Ik      :    “Waarom?”
Hij    :    “Gewoon… Dat is gewoon zo!”
Ik      :    “Ja, maar het is toch het bos?”
Hij    :    “Ja, maar het is toch de sleutelbos.”
Ik      :    “Nou, lekker is dat!”