De knipoog

Ik knipoog graag.
Als een echte gladjakker knipoog ik naar Jan en Alleman.
Superirritant natuurlijk.
Maar ik kan het niet laten.

Gelukkig zien de meeste mensen er de lol wel van in.
Die knippen dan even terug.
Alsof er een understanding is.
Zo van ‘ik snap je.’

Hoe leuk is het dat je met een knipje zoveel kunt zeggen?
Zelfs een smiley met een knipoog zegt meer dan duizend woorden.
Lekker geslapen? of Lekker geslapen? 😉
Groot verschil!

Maar soms is dat oogje gewoon ongewenst ongepast.
Als je in de trein zit, bijvoorbeeld.
En dat dan iemand naar het toilet wil en vraagt of je even op zijn tas wilt letten.
“Als er maar geen bom in zit,” grapte ik en floep!
Daar kwam de knipoog uit de mouw.

De jongen, ik schatte hem een jaar of twintig, kreeg er een kleurtje van.
Met rechte rug vertrok hij richting het toilet en kwam terug.
Stiekem was ik een beetje opgelucht.
In de tijd dat hij wegbleef, zag ik de krantenkoppen namelijk voor me.
En hoe mensen hoofdschuddend zuchtten dat zij zelf nóóit op verdachte tasjes zouden passen. Vrijwillig nog wel!

Enfin.
Er zat geen bom in de tas.
En de jongen kwam gewoon terug.
Plof!
Daar zat ie ineens tegenover me.

“Hoe heet jij?”
Ik geloof dat ik hem wel vijfenzeventig seconden heb aangestaard.
“Hoe heet jij?” vroeg ie nog eens.
“Uhm…”
“Ik heet David.”
“Hallo David.” idioot, he? ik weet het
“Waar ga je heen?”
“Naar Nijmegen.”
“Naar Nijmegen?”
“Naar Nijmegen.”
“Hoe oud ben je?”
“Uh… Oud?”

Toen hield hij goddank zijn mond.
Ik wist niet hoe snel ik opzichtig op mijn telefoon moest kijken, in de hoop dat mijn app-buddy me uit deze genante situatie zou redden.
Maar het enige dat zij zei was “Haha”.
Toch bedankt.

En net toen ik dacht dat de oorverdovende stille hint was aangekomen vuurde het broekie nóg een vraag op me af.

“Ben je getrouwd?”
Van schrik schoot mijn hand de lucht in.
Het was dé kans.
Dé opening om een eind te maken aan al het leed.
En ik wist het antwoord.

“JA!” riep ik iets te hard.
“Oh.” zei hij beteuterd althans, daar ga ik voor het gemak even van uit.
“En ik heb ook twee kinderen!”
“Oh.”

En ik probeerde iets van een vriendelijk gezicht te trekken.
Zo van ‘bedankt voor de belangstelling, wat een gezellig praatje is dit’.
Maar in de plaats daarvan zei ik: “Echt waar!”
En ik schonk hem een knipoog.

Ik geloof dat ik nog nooit in mijn leven zo’n verward jongetje heb gezien. 😉

Heb je een abonnement?

Zo af en toe kom ik een zeldzaam exemplaar tegen.
Een lezer.
Iemand die vrijwillig en zonder betaling de woorden leest die uit mijn hoofd rollen.
De narcist in mij wordt daar altijd wild enthousiast van.
EEN LEZER! YEAAAAAH! gaat er dan door mijn hoofd.

Het liefst vraag ik de lezer in kwestie het hemd van het lijf.
“Wat vind je zo leuk aan mij mijn blog?”
“Wat zijn verbeterpunten?” [het enige juiste antwoord daarop is overigens ‘ik vind alles wat je schrijft fantastisch’ – red.]

Wanneer ik schrijf heb ik namelijk de grootste lol.
HA HA! roep ik dan vanachter mijn laptop.
Of HA HA HA! als ik mezelf heel grappig vind.
Maar altijd worstel ik met het einde.
Daar moet namelijk iets héél grappig komen.
En dan probeer ik 47 verschillende opties uit.
Laat ik het even rusten.
Schaaf het nog wat bij.
Om meer dan de helft van de tijd niets te posten.
De waarheid is dat ik dagelijks schrijf, al zou je dat niet zeggen gezien de lage frequentie hier.
De keren dat er iets op het internet belandt, ben ik altijd in een soort van beschonken schrijverstoestand.
Dus schaam ik me de dag erop voor alle onzin die ik heb uitgekraamd.
Ik troost mezelf met de gedachte dat ‘toch niemand ooit die nonsens leest’.

Als ik dan een keer iemand tegenkom die zegt dat hij mijn blog leest, dan juicht het kind in mij.
“Echt waar?” zou ik willen zeggen, “Echt, echt, écht waar?”
Maar meestal zeg ik gewoon niets.
Bang dat ik tegenval.
In levende lijve ben ik namelijk nogal, uhm… mezelf.
Op een gemiddelde dag betekent dat zo’n vijf vreemde opmerkingen per minuut.
Onder druk verdubbelt dat tot tien rare dingen per minuut.
Minstens.
En in het echt heb je geen type-ex.
“Oeps! Stomme opmerking, verwijder dat maar uit je oren!”
Dat kan dus niet.
In het echt heb je maar één kans om een normale indruk achter te laten.
Eén moment om te laten zien dat je geen psycho bent.

Gelukkig zijn er miljoenen opmerkingen wél goed.
Dus toen ik een lezer tegenkwam op een feestje ging het zo.
Zij: “Hee! Ik heb je blog gelezen!”
Ik : “Heb je een abonnement?”

HEB JE EEN ABONNEMENT?!
Hoe verzin ik het?
Heb je een abonnement…
Okee, ik geloof dat ik een lezer kwijt ben.

Kwangie zoent niet zo graag…

“Hoewel ik sociaal niet zo handig ben, ben ik behoorlijk handig in het vermijden van anti-sociaal gedrag.”

kwangie, november 2010

 

Er zijn maar een paar mensen die ik graag zoen.
Dat zijn de mensen waar ik blij van word als ik ze zie.
De rest van de wereld zou ik het liefst niet zoenen.

Laat staan drie keer.

Het probleem is echter dat er geen duidelijke zoenetiquettes zijn.
Nergens staat vastgelegd wie je wel en wie je niet zoent.
Noch is bekend bij de hoeveelste begroeting het handjes-schudden vervangen wordt door de drie smakkerds.

Je moet het allemaal maar een beetje áánvoelen.

En weet je, je mag er niet eens eerlijk over zijn.
“Ik vind het niet zo prettig om je te zoenen. Het is niet dat ik je heel goed ken of zo. Vind je het okee als ik je een hand geef?” dat horen mensen gewoon niet graag.
En als je ze eenmaal voor het hoofd hebt gestoten, is de kans klein dat ze het gauw vergeten zijn.
Niet handig als je zo’n persoon nog vaker tegen gaat komen.

Of erger: Dat je bij die persoon in loondienst bent of op de erfgenamenlijst wenst te blijven staan.

En er wórdt me toch een partij afgezoend hier in Nederland.
Men!
Dat heeft, denk ik, te maken met de oerhollandse gezelligheid.
Alles is zo heerlijk knus. Zo samen bij elkaar. En voor je het weet zoen je elkaar drie keer bij binnenkomst en drie keer bij vertrek.

Ben je eenmaal beland in het zoen-stadium, dan is het niet meer de bedoeling dat je elkaar de hand schudt. Want dat is een degeneratie van de kameraadschap.

Er is gewoon geen weg terug.

Om te voorkomen dat ik met te veel mensen in dat hele zoen gebeuren beland, heb ik zo mijn maniertjes ontwikkeld om de mensen op een gezonde afstand te houden.

De geveinsde ziekte
Wat altijd werkt is de: “Ik kan je helaas niet zoenen, want ik ben snótverkouden!”
Lekker is dat.

Die zogenaamde mensen die je nabij staan, zijn spontaan vies van je als je aangeeft dat je ziek bent. Maar goed, ze zullen je in ieder geval met rust laten.

Het wrijfje
Een andere prima methode is het wrijfje.
Zodra iemand met een bedreigende houding op je afstapt, strek je je arm uit en pak je diens bovenarm stevig vast.
Vervolgens *wrijf* *wrijf* *wrijf* je quasi liefkozend over de bovenarm en breng je vlucht het gesprek op gang. “Heeeee, hoe is het met jou dan?”
Het is zeer belangrijk dat je daarbij zorgt dat de ander gaat praten.
Voor je het weet zijn ze vergeten dat ze je wilden zoenen.
*Pfieuw!*

Het voordeel van het wrijfje, is dat het vriendelijk overkomt en toch geen wrijving oplevert.

Oeh-aaaah!
Zie je het wrijven niet zitten?
Dan is er nog de ik-raak-helemaal-in-extase-van-het-nieuwe-kapsel/kledingstuk/figuurtje van de ander. Het vergt wel een beetje oog voor detail.
Nog voordat de ander in je comfortzone stapt, moet je een kreet slaken.
“OOOOOOH!”, roep je dan, “wat zit je haar leuk!” of  “wat een ontzéttend leuk jasje” of “jeetje, wat ben jij afgevallen, zeg!”
De ander zal bijna altijd op voldoende afstand blijven staan, zodat je hem/haar nog verder kunt bewonderen. En het mooiste is dat je er allebei blij van wordt!

Ik geef graag complimenten en als het dan ook nog eens goed uitkomt met mijn zoenfobie, dan is het alleen maar mooi meegenomen, toch?

Je ziet.
Ik moet behoorlijk mijn best doen om me niet te misdragen.
En het ligt echt niet aan jou.
Dat ik je liever een compliment geef of een ziekte veins of een wrijfje schenk.

Ik zoen gewoon niet zo graag.

Even goede vrienden?

En hoe is het om weer in Nederland te zijn?

“En? Hoe is het om weer in Nederland te zijn?” is de meest gestelde vraag van de afgelopen weken. Gevolgd door “Heb je Lief niet gemist?” en “Ben je alweer gewend aan Nederland?”

Op zulke momenten komt mijn sociale-vaardigheden-stoornis weer uit de mouw.
Ik vind het heel erg, maar ik kan dat gewoon niet: normaal  antwoord geven op doodgewone vragen. In mijn hoofd ontwikkelen zich de meest dramatische taferelen die enkel en alleen vermeden kunnen worden door Het Juiste Antwoord te geven. En dat juiste antwoord, dat weet ik dus niet. Het ligt altijd op het puntje van mijn tong. Maar nee. Ik kom er op cruciale momenten niet op.

Op de vraag “En? Hoe is het om weer in Nederland te zijn?” weet ik niet wat ik moet zeggen.
Als ik “Heel fijn!” zou zeggen, ben ik weer bang dat mensen denken dat ik het niet fijn in China heb gehad. Dat ik bijdraag aan een slecht beeld over China. Zo van ben ik eventjes blij dat ik dáár niet meer zit. Dat mensen dan denken dat China nog steeds ver achterloopt op het geweldige Westen dat zelfs een Chinees blij is terug te zijn in Nederland.

Om maar “Mwah, het is eventjes wennen” te zeggen, vind ik weer zo zeurderig.
Hoezo wennen? Je hebt heel je leven in Nederland gewoond!
Of erger dat ik aanpassingsproblemen heb bovenop mijn sociale-vaardigheden-stoornis.
Kortom: dit is voor mij een onmogelijke vraag. Je krijgt dan ook met geen mogelijkheid een normaal antwoord van mijn kant.

 
Hetzelfde probleem heb ik met “Heb je Lief niet gemist?”
Wat willen die mensen toch horen?
“Heb je Lief NIET gemist?”
Ik bedoel maar.
“Ik heb hem héél erg gemist!” klinkt zo ongeëmancipeerd. Alsof ik dagenlang in bed huilend naar zijn foto heb gestaard en aan zijn t shirt heb zitten sniffen. Uren aan de telefoon gehangen om zijn stem maar te horen en vooral niet meer levensvatbaar te zijn geweest.
Nou, dat was dus niet het geval.

“Neuh, niet echt” levert steevast een relaas op van “NIET?!?! Ik zou hem zoooooo erg missen!!”
Alsof ik een slechterik ben. Een koud en onliefhebbend persoon. Arme Lief. Wat moet ie met zo’n heks?

Lieve Mensen, ik kán het gewoon niet.
Gewoon normale antwoorden geven op doodgewone vragen.
Ja, het gaat heel goed met mij hier in Nederland. Ik mis Hong Kong en Shanghai niet, maar wel de lieve mensen daar. Het is ook fijn om weer terug te zijn, want heb de mensen hier natuurlijk ook lang moeten missen. Geen aanpassingsproblemen. Geen drama’s. Of ik nu in het Verre Oosten of in het Verre Westen ben, in beide voel ik mij thuis.
Ik ben gewoon een gemakkelijk mens.

 

Ni hao!

Ni hao!

Chinezen groeten elkaar met ‘ni hao’.
Een erg slimme zet. Waarom het risico nemen te vragen hoe het gaat en een klaagzang op je afgevuurd te krijgen? In plaats daarvan stellen de Chinezen gewoon vast, dat het goed met je is!
‘Ni hao!’ oftewel:  ‘Jij goed!’

Want klagen kunnen we allemaal. Dat is iets universeels.
Mopperen we in Nederland over het weer of over de kwaliteiten van de bondscoach, in China kniezen ze over het weer of over hun gezondheid.
En tjongejonge, als ze eenmaal beginnen, komt er geen eind aan, he?
Dan moet je ‘ja’ knikken en ‘och’ roepen en een motiverende wat-heb-jij-toch-een-hard-leven-blik op je gezicht toveren.
En laat dat nou nét iets zijn, waar ik niet altijd zin in heb.

Wat dat betreft ben ik echt een luisterend oor.
Uit het gejammer, filter ik je probleem en kom ik met gratis advies.
Oplossing. Actie.
Niet lijden, maar aanpakken!
“Luister, dan zeg je toch gewoon…” of “Misschien moet je eens proberen …”
“Gewoon doen, geen dank! Ik luister graag, veel succes!”
Een stelregel is dat mijn betoog langer moet duren dan het klaaglied.
In Nederland werkt het 9 van de 10 keer.
Wanneer ik de volgende keer vraag hoe het gaat, is het antwoord steevast “Prima!” Waarvoor mijn dank.

Helaas werkt het niet zo in China.
Blijkbaar is het niet voldoende om met een Plan van Aanpak te komen.
En mijn antwoorden zijn simpelweg onbevredigend en dus beginnen ze weer van voor af aan. Altijd hetzelfde verhaal. In dezelfde woorden.
En het zoeken naar bevestiging, “Vind je niet?”
En als je dan te principieel bent en weigert ‘ja’ te knikken en ‘och’ te roepen en een motiverende wat-heb-jij-toch-een-hard-leven-blik op je gezicht te toveren, dan is het hek van de dam.

Dan kun je uren in rondjes praten met je gesprekspartner.
“Och, Kwan, die taxichauffeur heeft me gewoon afgezet. Af-ge-zet, weet je wel! Ik heb bijna 300 RMB betaald! Maar ik wist de weg niet en hij heeft er gewoon misbruik van gemaakt!”
“Jij mag toch reiskosten declareren op je werk?”
“Ja, maar toch, 300 RMB!”
“Dat is inderdaad veel geld, maar je krijgt die 300 RMB toch gewoon terug?”
“Och, Kwan, die taxichauffeur heeft me gewoon afgezet. Af-ge-zet, weet je wel! Ik heb bijna 300 RMB betaald! Maar ik wist de weg niet en hij heeft er gewoon misbruik van gemaakt!”
“Dan lever je die bon toch in bij je werk, dan krijg je dat geld toch terug?”
“Ja, maar toch, 300 RMB!”
“Ik snap je probleem denk ik niet, je kunt dat geld toch terugkrijgen… “
“Och Kwan, die taxichauffeur heeft me gewoon afgezet. Af-ge-zet, weet je wel! Ik heb bijna 300 RMB betaald! Maar ik wist de weg niet en hij heeft er gewoon misbruik van gemaakt!”
“Och ja hee!?! 300 RMB!?! Wat een afzetter, arme jij en jij wist de weg helemaal niet en hij heeft gewoon misbruik van je gemaakt! Dat jou dat nou moest overkomen, zeg! Och, och…”

… Wat ik je brom! Dag principes! Dag moraal! Ni Hao!