De sloddervos krijgt hulp

Wat hebben Einstein en ik gemeen? behalve de brains?
Dat mijn huis eruit ziet als zijn kapsel.
Op het eerste oog is het best een gezellig boeltje.
Zo’n huis waarin gelééfd wordt.
En waar je niet bang hoeft te zijn als je koekje kruimelt.

Maar zoals niet iedere simpele ziel E=mc2 begrijpt, zullen de meeste mensen de structuur van mijn huis niet begrijpen.
En het is zo simpel.
Echt.

Het zit zo.
Er is geen structuur.
Hoe ik dat voor elkaar krijg?
Met discipline.
Heel veel discipline.

Ik ruim namelijk nooit op.
En Puk ook niet.
En Watermeloen ook niet.
Waar andere mensen onrustig worden van rommel, kan ik me goed afsluiten voor alle bende.

Behalve als er bezoek komt.
Dan haal ik diep adem en raap ik al het speelgoed van de grond.
Kastdeurtje open, kastdeurtje dicht.
*Tadaa!*
Opgeruimd!
De enige uitdaging is dat er een soort van limiet zit aan hoeveel je in een kast kunt proppen.
En natuurlijk Puk die op zoek gaat naar haar speeltjes.

En tussen het speelgoed vind je overal kleding.
Dat is echt handig, hoor!
Heb je het koud?
Hier!
Trek dit maar even aan.
Geknoeid?
Er ligt vast nog wel ergens een shirt.
Sokken, pyjama’s, broeken…
Halve kledingkasten liggen door het huis.

Puk loopt namelijk het liefst op blote voeten.
En soms beslist ze spontaan dat ze wel zonder broek door het leven kan.
En geef haar eens ongelijk.
Als het buiten vriest dat het kraakt, herinneren de blote melkflessen je aan betere tijden.

Ikzelf ben nogal warmbloedig.
Behalve wanneer ik het koud heb.
Dan trek ik even iets aan.
Of uit.
Of aan.
Of uit.

Tel daarbij op Watermeloen, die het leuk vindt om mijn zwarte kleren van witte melksporen te voorzien en je begrijpt de kledingslinger door het huis.

En zo is het hier eigenlijk altijd rommelig.
Ik ben een sloddervos en Puk is een geboren rommelkont.
En Watermeloen is net zo erg.
Die is áltijd zijn speentje kwijt.

En daarom krijgen we hulp.
Een echte hulp!
Ze komt zo kennismaken.
Ik hoop alleen dat ze geen kasten opentrekt.

En zoals Einstein al zei: “Als een rommelig bureau staat voor een rommelige geest, waar staat een leeg bureau dan voor?”
We zijn niet rommelig, we zijn gewoon geniaal gezellig!

Het ongelooflijke verhaal van de staafmixer in de kast

De staafmixer.
Dáár zou je eens over moeten schrijven, aldus Lief.

Maar echt.
Het is zo’n bizar verhaal, dat ik niet weet hoe ik het op papier moet krijgen.
Laat staan dat het enigszins geloofwaardig overkomt (want daar heb ik de afgelopen jaren zo hard aan gewerkt, aan mijn geloofwaardigheid *kuch*).

Hoe het ook zij.
Op 8 mei 2013 kreeg Lief een staafmixer voor zijn verjaardag.
Volledig voorbijgaand aan het feit dat hij helemaal niet om een staafmixer had gevraagd, kreeg Lief toch zo’n ding.

Dat was namelijk reuzehandig.
1) voor Puk – toen bijna 2 maanden – als zij haar eerste hapjes ging eten.
2) voor mij, omdat ik gek ben op verse soep.
Twee grondige redenen waarom Lief een staafmixer voor zijn verjaardag verdiende!
En logischerwijs is hij blij als ik blij ben.
En zo hoort dat.

Ik maakte voortaan elke zondag soep.
Prakte alle hapjes voor Puk.
En leefde me uit met allerlei vormen van soep, prak en drap.
You name it, ik staafmixte het (of zoiets)

Zo ook op die ene donkere donderdag in oktober.
Ik had verlof en meer dan genoeg honger tijd.
Voor soep natuurlijk!

Supersimpel.
– Gooi alle ingrediënten in een pan.
– Giet er water bij.
– Laat er een buillionblokje in vallen.
Ik zou zo een kookboek kunnen schrijven, al zeg ik het zelf.

Wanneer de boel lang genoeg kookt, kun je de staafmixer tevoorschijn halen.
Even mixen et voilà!
In plaats van groente in water, heb je nu soep.
Echte soep!
Het is net hogere wiskunde.

En normaal gesproken ben ik nogal van de veiligheidsmaatregelen treffen.
Echt waar.
Dan haal ik de pan van het vuur (met ovenhandschoenen aan!) en zet hem op een stabiele, hittebestendige ondergrond.
Om te voorkomen dat je Floddertje nadoet, zet je de staafmixer éérst in de soep en druk je dan pas op aan.
Het liefst draag je daarbij een veiligheidsbril schort en schoenen, zodat opspetterend hete vloeistof geen direct contact kan maken met de huid.
verder heb ik geen eigenaardigheden, hoor, echt niet!

Maar die donkere donderdag in oktober zat ik nog volop zwanger en hormonaal te wezen.
Dus het enige veiligheidsvoorschrift waar ik me aan hield was ‘geen kinderen in een straal van een meter’.
Ik had namelijk haast en honger.
En honger en haast.

In no time begon het te walmen en te roken.
Te stomen en te dampen.
Het duurde gelukkig niet heel lang voor ik door had dat niet de soep aanbrandde, maar de staafmixer.
Het snoer van de staafmixer wel te verstaan.
Die lag te roken op het vuur.
En dat was foute boel!

De staafmixer die ik zo lief had, had een onherstelbare burn out.
Uiteraard konden alle onderdelen vervangen worden, behalve het snoer.
Wat heb ik getreurd en gerouwd!
Nog weken zuchtte ik dat ik hem miste.

En na vijf maanden kon Lief het niet meer aan zien.
Voor mijn verjaardag, twee weken geleden, kreeg ik een gloednieuwe staafmixer!
Tranen van vreugde rolden over mijn wangen.
Ik kon weer soep maken!
Prak!
En drap!
Sindsdien is het leven weer een beetje mooier!

En zo ontstond er een heel blog over een staafmixer.

ps.
De reden dat dit stukje ‘het ongelooflijke verhaal over de staafmixer in de kast’ heet en niet ‘een heel blog over een staafmixer’, is omdat we diezelfde middag nog ontdekten dat ergens achter in de kast nóg een staafmixer stond – ongebruikt met doos en al.
Ongelooflijk, hè?

Bijna net zo ongelooflijk als dat je zojuist een heel verhaal over een staafmixer hebt gelezen.

De knipoog

Ik knipoog graag.
Als een echte gladjakker knipoog ik naar Jan en Alleman.
Superirritant natuurlijk.
Maar ik kan het niet laten.

Gelukkig zien de meeste mensen er de lol wel van in.
Die knippen dan even terug.
Alsof er een understanding is.
Zo van ‘ik snap je.’

Hoe leuk is het dat je met een knipje zoveel kunt zeggen?
Zelfs een smiley met een knipoog zegt meer dan duizend woorden.
Lekker geslapen? of Lekker geslapen? 😉
Groot verschil!

Maar soms is dat oogje gewoon ongewenst ongepast.
Als je in de trein zit, bijvoorbeeld.
En dat dan iemand naar het toilet wil en vraagt of je even op zijn tas wilt letten.
“Als er maar geen bom in zit,” grapte ik en floep!
Daar kwam de knipoog uit de mouw.

De jongen, ik schatte hem een jaar of twintig, kreeg er een kleurtje van.
Met rechte rug vertrok hij richting het toilet en kwam terug.
Stiekem was ik een beetje opgelucht.
In de tijd dat hij wegbleef, zag ik de krantenkoppen namelijk voor me.
En hoe mensen hoofdschuddend zuchtten dat zij zelf nóóit op verdachte tasjes zouden passen. Vrijwillig nog wel!

Enfin.
Er zat geen bom in de tas.
En de jongen kwam gewoon terug.
Plof!
Daar zat ie ineens tegenover me.

“Hoe heet jij?”
Ik geloof dat ik hem wel vijfenzeventig seconden heb aangestaard.
“Hoe heet jij?” vroeg ie nog eens.
“Uhm…”
“Ik heet David.”
“Hallo David.” idioot, he? ik weet het
“Waar ga je heen?”
“Naar Nijmegen.”
“Naar Nijmegen?”
“Naar Nijmegen.”
“Hoe oud ben je?”
“Uh… Oud?”

Toen hield hij goddank zijn mond.
Ik wist niet hoe snel ik opzichtig op mijn telefoon moest kijken, in de hoop dat mijn app-buddy me uit deze genante situatie zou redden.
Maar het enige dat zij zei was “Haha”.
Toch bedankt.

En net toen ik dacht dat de oorverdovende stille hint was aangekomen vuurde het broekie nóg een vraag op me af.

“Ben je getrouwd?”
Van schrik schoot mijn hand de lucht in.
Het was dé kans.
Dé opening om een eind te maken aan al het leed.
En ik wist het antwoord.

“JA!” riep ik iets te hard.
“Oh.” zei hij beteuterd althans, daar ga ik voor het gemak even van uit.
“En ik heb ook twee kinderen!”
“Oh.”

En ik probeerde iets van een vriendelijk gezicht te trekken.
Zo van ‘bedankt voor de belangstelling, wat een gezellig praatje is dit’.
Maar in de plaats daarvan zei ik: “Echt waar!”
En ik schonk hem een knipoog.

Ik geloof dat ik nog nooit in mijn leven zo’n verward jongetje heb gezien. 😉

Nachtmuziek

Toen Puk zes weekjes oud was, sliep ze al door.
Van acht tot acht wel te verstaan.
Heerlijk vonden we dat!
Met een plat hoofdje als bewijs dat ze een geboren slaaptalent was.

Iedereen waarschuwde ons.
Resultaten behaald in het verleden, bieden geen garanties voor de toekomst.
Dat Puk de nachten tevreden doorbracht, zou niets zeggen over haar broertjes slaapgedrag.

Onzin! dacht ik altijd.
Gewoon een kwestie van strakke regelmaat.
Goed plannen.
Consequent zijn.
Dat Puk zo goed sliep was stiekem onze eigen verdienste.

Boy, was I wrong!
Uh-uh.
We plannen nog steeds goed.
Zijn consequent.
Maar als doorslapen en weinig huilen een graadmeter is voor goed ouderschap, dan falen we bij deze jammerlijk.
Lief en ik blijken gewoon one-hit-wonders te zijn en Watermeloen is alles behalve een geboren slaper.

Watermeloen houdt namelijk niet van slapen.
Of ja.
Hij houdt wel van slapen.
Maar hij kan het niet zo goed.

In slaap vallen is moeilijk.
Maar in slaap blijven is óók moeilijk.
En als je maar lang genoeg wakker bent, word je vanzelf chagerijnig.
Dan ga je uit frustratie maaien met je armen, maar dat houdt je weer uit de slaap.
En op zo’n speentje sabbelen?
Prima!
Maar dan moet ie #%^*[}# wel blijven zitten.

En zo staan we elke nacht om 2, 4 en 6 uur op.
Meestal om de volgende stappen te doorlopen.
1) Watermeloen wordt wakker.
2) In het donker zoek je zijn speentje (gek genoeg liggen die altijd aan de andere kant van de kamer)
3) Even een aai over de bol
4) Zo zachtjes mogelijk achteruit de kamer uitlopen.

Dit rijtje breidt zich steeds verder uit.
5) Watermeloen blijft wakker
6) Toch maar even optillen
7) Als de rust is wedergekeerd, zo voorzichtig mogelijk terug in bed leggen.
Zo. Voorzichtig. Mogelijk. ik herhaal: Zo. Voorzichtig. Mogelijk.

Op het moment dat Watermeloen het matras aanraakt en het daar niet mee eens is, volgen ook deze stappen.
8) Watermeloen begint hard te huilen
9) Zo snel mogelijk optillen
10) Sorry, sorry, sorry zeggen. “Het was maar een grapje!”
11) Heen en weer lopen
12) Voorzichtig zitten
13) Watermeloen haalt nog één keer uit
14) Watermeloen valt in slaap op de arm
15) Je kunt weer rustig ademhalen

Het is wel een beetje vermoeiend.
Elke nacht om 2, 4 en 6 uur opstaan.
Soms werkt een speentje, soms een knuffel en soms slaapt Watermeloen alleen verder op je arm.
Het is niet ideaal, maar ik heb wél extra quality time met de Watermeloen.
En wie kan nou zeggen dat ‘ie elke avond een gratis nachtconcert krijgt?

Het is een kwestie van goed plannen.
Consequent zijn.
En volhouden.
Want eerlijk, 2, 4 en 6 is ook een soort van regelmaat!