Taxi (2)

Gisteren in de taxi.

Me in taxi shanghai

Me, taxi, Shanghai

Het gebruikelijke praatje met de meest originele openingszin van het afgelopen jaar:

“Jij, wat ben jij?”
“Chinees.”
“CHINEES?!?!”
“Chinees, ja.”
“Maar waarom praat jij zo?”
“Ik kom uit Hong Kong, maar ik ben in Holland opgegroeid.” **Gaap!**
“HOLLAND?!”

HOL-LAND, ja!”

En de chauffeur begon een hele tirade, met wapperende handjes en getoeter. Ik begreep er he-le-maal niets van. Had ik hem misschien beledigd? Onbedoeld op de tenen getrapt? Voor het hoofd gestoten? Wellicht heeft ie fundamentele haatgevoelens tegen Nederlanders, Chinese Nederlanders en Nederlandse Chinezen in het algemeen. Je weet maar nooit.

“Ding bu dong” zei ik dus, oftewel hoor niet kunnen, oftewel what the f*ck?!?!

“Ding bu dong a?!?” vroeg de arme man. De teleurstelling duidelijk in de ogen te lezen.

Vastbesloten zijn verhaal bij mij kwijt te kunnen, begon hij nóg meer onbegrijpelijke taal uit te slaan. Ik overwoog stiekem mijn ogen te sluiten en in een diepe slaap te vallen, toen hij opeens “Olé, olé, olé, oleeee!” zong en er een wave achteraan gooide. Dit allemaal tijdens het rijden op de snelweg, jongens! Heel gezellig!

 
“O, bal!” riep ik! Want voet-bal, dat kan ik nog niet uitspreken. Mijn Chinese voetbal-vocabulair is nogal beperkt. Zeg maar gerust onderontwikkeld. Gelukkig kwam ik niet aan het woord.
De chauffeur ratelde enthousiast door en ik maakte op uit de flarden die ik verstond, dat hij Nederland errrrug goed vond (“Van Basten! Van Basten!“), dat de Fransen maar sukkels zijn en de Zweden amateuristische kneuzen. Dat laatste kan ik ook verkeerd hebben verstaan.
Het blijft toch voetbal Chinees, hè? Onbegrijpelijk.

Taxi!

De leukste praatjesmakers in Shanghai zijn toch wel de Taxichauffeurs!

Met hun rode/gele/blauwe/witte taxi’s scheuren ze door de stad, de ene hand op het stuur, de andere op de claxon. Met een half oog op het verkeer vinden de meeste chauffeurs altijd tijd voor een babbeltje:

” Jij, wat ben jij?”
“Chinees”
“En jouw ouders? Wat zijn zij?”
“Chinees”
“Je vader én je moeder. Wat zijn zij?”
“Chinees en Chinees en ik ben ook 100% Chinees”
“100% Chinees? Waarom praat jij dan… zo?”
“Ik kom uit Hong Kong en ben in *** opgegroeid”
“Je komt uit Hong Kong en uit Henan?”
“Nee, niet Henan, HOLLAND”
HOL-LAND!”

“JA!!”

En het volume stijgt! ALTIJD!

“En je grootouders. Wat zijn zij?”
“Chinees, Chinees, Chinees en Chinees!”
“Je bent dus ECHT Chinees!”
“Ja, dat zei ik: 100% Chinees!”
“Maar jij… ziet er niet 100% Chinees uit”
“Ik ben het toch echt!”
Draait zich om
“Kijk, ík ben een Chinees, dat zie je gewoon! Maar jij, jij… niet”
“Ik lijk op mensen uit Maleisie”
“JA!! Jij lijkt op een Maleisier”
“Ik hoor het wel vaker”

Wat zeg ik… In Nederland heeft nog nooit iemand getwijfeld over mijn Chinees-schap

Shanghai taxi.jpg

 En zo gaan de meeste gesprekken met de taxichauffeurs. Steevast wordt mij aangeraden mijn Chinees te verbeteren, te trouwen en kinderen te krijgen nog voor 2010, want anders ben ik toch echt te oud. Maar de beste tip die ik heb gekregen is toch wel deze:
“Meisje, zeg volgende keer gewoon dat je Maleisier bent. Dan is iedereen onder de indruk van je Chinees!”