De leukste praatjesmakers in Shanghai zijn toch wel de Taxichauffeurs!
Met hun rode/gele/blauwe/witte taxi’s scheuren ze door de stad, de ene hand op het stuur, de andere op de claxon. Met een half oog op het verkeer vinden de meeste chauffeurs altijd tijd voor een babbeltje:
” Jij, wat ben jij?”
“Chinees”
“En jouw ouders? Wat zijn zij?”
“Chinees”
“Je vader én je moeder. Wat zijn zij?”
“Chinees en Chinees en ik ben ook 100% Chinees”
“100% Chinees? Waarom praat jij dan… zo?”
“Ik kom uit Hong Kong en ben in *** opgegroeid”
“Je komt uit Hong Kong en uit Henan?”
“Nee, niet Henan, HOLLAND”
“HOL-LAND!”
“JA!!”
En het volume stijgt! ALTIJD!
“En je grootouders. Wat zijn zij?”
“Chinees, Chinees, Chinees en Chinees!”
“Je bent dus ECHT Chinees!”
“Ja, dat zei ik: 100% Chinees!”
“Maar jij… ziet er niet 100% Chinees uit”
“Ik ben het toch echt!”
Draait zich om
“Kijk, ík ben een Chinees, dat zie je gewoon! Maar jij, jij… niet”
“Ik lijk op mensen uit Maleisie”
“JA!! Jij lijkt op een Maleisier”
“Ik hoor het wel vaker”
Wat zeg ik… In Nederland heeft nog nooit iemand getwijfeld over mijn Chinees-schap
En zo gaan de meeste gesprekken met de taxichauffeurs. Steevast wordt mij aangeraden mijn Chinees te verbeteren, te trouwen en kinderen te krijgen nog voor 2010, want anders ben ik toch echt te oud. Maar de beste tip die ik heb gekregen is toch wel deze:
“Meisje, zeg volgende keer gewoon dat je Maleisier bent. Dan is iedereen onder de indruk van je Chinees!”