Over karma en gefrituurde levende vis

Zus had een documentaire opgenomen over een restaurant in China.
Altijd leuk om een beetje cultuur op te snuiven, want eerlijk is eerlijk: van de Chinese cultuur heb ik weinig kaas gegeten. Behalve dat ik zelf Chinees ben. Opgegroeid bij Chinese ouders. Met een Chinese Broer en een Chinese Zus. Ben ik nogal een nep-Chinees. Inclusief alle cultuurshocks.

De baas van het restaurant aan de West Lake – een vrouw (!) – deed veel voor haar 5.000 man personeel. Zo is ze lid van de Partij, omdat dat gunstiger is voor haar werknemers en bezoekt zij met regelmaat de plaatselijke boeddhistische tempel. Bovendien laat zij dieren los in de natuur.
Dat is goed voor de karma. Beestjes vrijlaten.

Nu is karma een ingewikkeld rekensysteem waarvan ik de spelregels nog altijd niet goed begrepen heb, maar simpelweg is het bevrijden van dieren een goede daad en kun je niet genoeg goede daden verrichten, omdat je nooit weet wat je in je voorgaande levens hebt uitgevreten.
Daarom doet de restauranthouder zoveel terug voor de dieren.

Na dit mooie gebaar wendden we ons tot het restaurant aan de West Lake, waar een wedstrijd werd gehouden onder de koks. Wie kan het snelst gefrituurde levende vis bereiden.
Ik hield de handen al voor mijn gezicht.
Wat niet ziet, wat niet deert, toch?
Had ik mijn handen maar voor mijn ogen gehouden.
De Chinese kok ontdeed de vis – ratsch ratsch ratsch- van zijn schubben, maakte inkervingen en hield het onderlijf in kokend vet. Vervolgens werd de vis – nog altijd levend en naar lucht happend – op een bord gesmeten en met een sausje overgoten. Verschrikkelijk dat die vis zo aan zijn einde komt.

Gefrituurde levende vis. In kokend vet en toch niet dood.
Zou die vis dan zoveel slechte karma hebben opgebouwd in zijn vorige levens?