Ik kan niet rennen.
Zo!
Het hoge woord is eruit.
Ik kan gewoon niet rennen.
Het spijt me dat jullie een illusie armer zijn, maar ook ik kan niet alles.
Nu heb ik daar in het dagelijkse leven weinig last van.
Meneer Dijkstra, de gymleraar, zit niet meer achter mijn broek.
Ik hoef dus ook niet meer twaalf minuten rond te rennen voor lichamelijke vorming.
Die vormingen kwamen vanzelf, dank u!
En iemand recentelijk nog als een shuttle heen en weer hoeven hollen?
Ik bedoel maar!
Toch zat het me nogal dwars dat ik niet kan rennen.
Ik kan nu eenmaal niet graag iets niet.
Dat maakt me toch net ietsjes meer menselijk minder perfect.
En wat als ik eens een keertje midden in de nacht in een donker park rondloop, langs – ik zeg maar wat – een kerkhof of zo en dat dan out of nowhere een hele griezelige, harige… enfin, ik het écht op een lopen moet zetten?
Dat ik dan ergens dood gevonden word en Lief snikkend aan de politie zal verklaren: “Ze kon gewoon niet rennen. Dat heeft ze nooit gekund.”
Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik ook nooit de moeite heb genomen om te leren rennen.
Ik luisterde gewoon niet zo graag naar meneer Dijkstra in zijn blauwe trainingspak.
Had ie een roze pak gehad, dan was het een heel ander verhaal geweest.
Dan was ik niet helemaal sportief gehandicapt.
Of bang voor ballen. Kan iemand mij uitleggen wat er zo verantwoord is aan trefbal!?!
Toch was ik laatst eventjes mijn beperking vergeten.
Het zat namelijk zo.
Ik heb een nieuw Adidasjasje bemachtigd.
Voor bij mijn collectie Adidasjasjes.
Ik hoef vast niet te vertellen dat geen daarvan blauw is.
Hoe het ook zij.
Dat jasje stond me zo goed, dat ik me ineens een heel sportief meisje achtte.
Zo eentje die midden op straat een flik flak doet.
Eentje die de Grote Jongens met gemak eruit loopt.
In dat outfit kreeg ik de grootste behoefte om me op zo’n loopband te begeven.
Ik zag mezelf al helemaal kek voorbij zoeven.
En laten we nu een gratis gym hebben hier in het hotel.
Zo eentje met veel spiegels, waarin ik mezelf mijn jasje zo goed kan bewonderen.
En ach.
Wat kan mij het nou schelen?
Ik kom hier in Moskou vast geen bekende tegen!
Aldus vertrok Kwangie in haar paarse jasje.
Naar de gym op de tweede verdieping.
Waar ik plaatsnam op zo’n treadmill en op quick start drukte.
Jaja, lekker verantwoord.
Niets geen handleidingen lezen of me in laten lichten.
Nee, gewoon, *hup* d’r op!
En d’r weer af!
Want men!
Wat schrok ik me rot.
Van het paarse gedrocht dat als een huppelende Teletubbie met de armen loopt te zwaaien in de spiegel!
Mensen.
Ik kan het niet.
Ik kan het gewoon écht niet.
IK KAN NIET RENNEN!