Over kaarten, apen en een scheelziende hond

Aangezien ik de vorige eeuw nog heb meegemaakt – de hoogtijdagen van de Flippo’s, van de scheiding van PTT Post en PTT Telecom en van de heupbroek die menig bilspleet het licht liet zien – stuur ik soms een kaartje.
Toegegeven, een appje sturen is sneller, goedkoper en gemakkelijker, maar dat is misschien wel de charme van een kaartje: je moet er een beetje moeite voor doen.

Ik wilde een kaartje sturen naar een vriendin die een droom van een atelier heeft geopend. Om haar te feliciteren en te vertellen hoe stoer ik haar vond, hoe trots ik op haar ben en dat ik haar creativiteit, ondernemerschap en lef bewonderde. 

Dus kocht ik een kaart in de winkel en ging er thuis mee aan de slag.
Ik schreef “Lieve…” en “Zo trots op je!” en wilde nog een grapje maken over de aap op de voorkant van het kaartje toen het zweet me uitbrak.
Want.
Die aap op de voorkant van de kaart.
Kan dat eigenlijk wel? Is dat niet ongepast?!

Ik bedoel, monkey business en zo. En de aap uit de mouw en al draagt een aap een gouden ring geven niet bepaald positieve vibes als je dat zo naast elkaar ziet.
Dat ik daar niet eerder aan had gedacht.
Waar zat ik met mijn hoofd?

Vlug versnipperde ik de kaart alsof ik daarmee zeven jaar ongeluk kon afwenden.
Ik fietste op en neer naar de winkel en begon vol goede moed aan kaart nummer twee.
Dit keer zonder aap, maar met een scheel-kijkende hond op de voorkant.
Een serieus schattige, schele hond.
Echt zo een waar je blij van wordt.

Behalve als de hond in het echt ook scheelziet.
Dan is het best zielig.
Dat ik dat schattig vond. En er blij van werd.
Want hoe luidde dat spreekwoord ook alweer?
Iets met een hond in de pot die slaapt en je vooral niet wakker mag maken als ‘ie scheelziet, want anders krijg je zeven jaar hondenhaar, hondenweer, HONDSDOLHEID!
Goede genade.
Ik wens vriendin veel, maar zeker geen rabiës!

Zo moest kaart nummer twee er ook aan geloven.
Verscheurd.
Versnipperd.
Als confetti in de papierbak.

Toch gaf ik de poging een persoonlijke boodschap te sturen niet op. Het gaat immers om het gebaar, niet waar? Ik pakte een A4-tje, ging ervoor zitten en haalde diep, diep, diep adem.
Want zo’n leeg, wit blad volschrijven, dat is nog niet zo gemakkelijk.
Er is zoveel ruimte.
Zoveel potentie.
Zo. Veel. Stress!
Ik begon tig keer opnieuw, besefte na poging nummer vierendertig dat ik – in plaats van een kaartje – een BRIEF schreef, en dat dat niet alleen vreemd en raar, maar zelfs een beetje creepy was.
Ik bedoel, wie stuurt er tegenwoordig nog een brief, behalve de Belastingdienst, stalkers en kidnappers?
Misschien jaag ik vriendin wel de stuipen op het lijf.
Bezorg ik haar een hartverzakking.
Of… of…
Help! Stop! Ik ben geen engerd.
of is dat juist iets wat een engerd zou zeggen?

Lang verhaal kort:
Ik stuurde geen brief.
Ik stuurde ook geen kaartje.
Ik stuurde niet eens een appje.
Maar ik schreef wel weer een blog.

Herkansing

Bij het optreden van Lucky Fonz III in Doornroosje, kwam ik mijn leraar Nederlands tegen.
Meneer A. was niets veranderd.
Maar ik ook niet.
Dus in mijn hoofd ging het van ik-zou-hem-moeten-vertellen-dat en misschien-is-dat-een-beetje-gek.
Ondertussen wilde ik hem vragen hoe het met hem gaat, zoals ieder ander functionerende mens en schreeuwde een stem in mijn achterhoofd DOE NORMAAL en siste een andere don’t embarrass yourself, en schoot door me heen dat ik in het Engels dacht in front of waar mijn leraar Nederlands bij was.
Dat is als vloeken in de kerk.
Maar dan in Doornroosje.

Meneer A. vroeg hoe het met me ging en vertelde dat hij weleens mijn stukjes las.
“Maar niet allemaal, hoor,” zei hij geruststellend.
Ik maakte een mentale aantekening dat de dingen die ik schrijf daadwerkelijk gelezen worden, dat dat betekende dat ik mezelf sowieso voor schut zette in front of iedereen, maar jeeh! Lezers!

Wie ik ook tegenkwam bij Lucky Fonz III in Doornroosje was mijn lerares klassieke talen.
Mevrouw D.
Ze was niets veranderd.
Maar ik ook niet.
Dus moest ik de neiging onderdrukken om alle naamvallen-rijtjes op te noemen.
Ik bedoel… het is vrij zeker dat zij ze allemaal kent – en het is een beetje sneu om nog stééds goedkeuring nodig te hebben, toch?
Toch?!
En nogmaals sorry, mevrouw D. dat ik de dichterlijke vrijheid heb genomen om onze ontmoeting op de reunie ietwat aan te dikken.

Terug naar meneer A.
Die weleens mijn stukjes las.
Maar niet allemaal.
Hij vertelde dat hij het stuk had gelezen waarin meneer B., de wiskundeleraar, in voorbijkwam.
Meneer B., die mijn wiskundige talent in een vroeg stadium herkende en doorverwees naar de wereld der letteren, die beste meneer B. leeft helaas niet meer.
En meneer A. heeft mijn stuk, het blad waarin het stuk stond, bij de weduwe van meneer B. in de brievenbus gestopt. En heel waarschijnlijk heeft mevrouw de weduwe van meneer B. alle stukken in dat blad gelezen, behalve het mijne, maar toch.
Het gebaar ontroerde me.
Ik werd er stil van.
Letterlijk.
Ik ben er vrij zeker van dat ik helemaal niets heb gezegd.
Daar bij het optreden van Lucky Fonz III in Doornroosje.

Dus net als op school, ga ik voor de herkansing.

Met mij gaat het goed en met u?
Wat leuk om u te zien.
Dat is lang geleden, he?
En dank u wel.
Voor alles.

Futiliteiten die je dag kunnen maken of breken

Futiliteiten kunnen je dag maken of breken.
Zo ook kleur.
Kleur is echt een ding.
‘Nee! Niet! Groen!’ roept de Watermeloen.
De ene keer betekent dat: ‘Ik zeg toch dat ik geen groene beker wil?!’
De andere keer: ‘Geef me als de wiedeweerga die groene beker!’
De Watermeloen heeft de kleuren namelijk nog niet op een rijtje.
En meestal gaat dat goed, behalve als het niet goed is.
Dan gooit hij met zijn spullen alsof ze vervloekt zijn en zet hij het op een brullen om het onrecht dat hem wordt aangedaan.
Serieus, de wereld zou een stuk mooier zijn in de kleuren zwart, wit en grijs.

Want de kleine Puk is ook zo’n kleurennazi.
Zo heeft zij de kleur roze geclaimd. Alles wat roze is, valt onder haar gezag.
Roze bekers, roze potloden en zelfs het wc-papier met roze lijntjes zijn van Puk. Schappelijk als ze is mag de Watermeloen de kleur blauw hebben, want ‘blauw is niet zo mooi.’ maar alles wat roze riekt, is eigendom van Puk.
En dat kan op de meest rare momenten leiden tot chaos.

Wanneer je de tafel dekt voor het ontbijt bijvoorbeeld.
Dan kun je zomaar de dag verpesten nog voor hij goed en wel is begonnen.
Puk in tranen omdat haar roze bord/beker/mes/vork in de vaatwasser ligt, terwijl de Watermeloen ‘Nee! Niet! Groen!’ roept.
En iedereen weet dat het ontbijt de belangrijkste maaltijd van de dag is.
Als je die verpest, komt het niet meer goed.
Dan gaat de Watermeloen in één ruk over op ‘Nee! Niet lekker! Andere!’ omdat een gat in zijn boterham zit of ‘Nee! Past niet!’ omdat zijn kraag/rits/mouw/naad niet lekker zit.

Ondertussen probeer je Puk uit te leggen dat paars ook een hele mooie kleur is, terwijl je achter een naakte kerel aanrent. Want reken maar dat de Watermeloen zichzelf bevrijd heeft van alle gêne kledingstukken.
Hij zei toch dat zijn kraag/rits/mouw/naad niet lekker zat?
En als je zijn hoofd door een trui probeert te wurmen, hoor je hem nog schreeuwen: ‘Nee! Niet! Groen! Past niet! Niet lekker!’ en roept Puk dat ze het liefste roze heeft, dan oranje, dan geel en dán pas paars.
Met een beetje pech is het complete anarchie nog voor de klok half acht slaat.

In het leven kunnen futiliteiten je dag maken of breken. Was het maar zo zwart-wit.

Onverstandig onhandig

Weet je waar ik he-le-maal simpel van word?
Van alle wachtwoorden die je tegenwoordig moet onthouden.
De meest simpele app vraagt om een halve bijbelcitaat met irisscan.

Ik weet niet hoe het kan, maar ik heb zo ondertussen wel zevenhonderd wachtwoorden verzameld.
Minstens.
En al die wachtwoorden moet je onthouden.
Soms is alles toegestaan, soms word je gevraagd iets te verzinnen dat bestaat uit minimaal zes karakters met tenminste één hoofdletter, één cijfer, een leesteken en vijf letters verschil met de afgelopen zeven wachtwoorden.

Het moge duidelijk zijn: alles is tegenwoordig beveiligd.
En vroeger had ik een fantastisch geheugen.
Ja, dat kan ik me nog goed herinneren.
Maar nu zit alles op slot.
Was het nou KersenVlaai!123 of BananenVla?321 ?
Oh nee!
Het was appelFLappenTAART!!!!!!!789 – met zéven uitroeptekens.

En uiteraard schrijf je je wachtwoorden nergens op.
Want dat zou niet verstandig zijn (maar wel handig).
En uiteraard gebruik je niet telkens hetzelfde wachtwoord.
Want dat zou niet verstandig zijn (maar wel handig).
En uiteraard vergeet je nooit je wachtwoord.
Want dat zou niet verstandig zijn (en ook niet handig).

Gelukkig is daar nu een app voor.
In die app voer je alle wachwoorden in en het enige dat je hoeft te onthouden is:
1) het wachtwoord van de app
2) dat je de app hebt

Man, wat was ik gelukkig met deze ontdekking!
Nooit meer “Probeert u later nog eens”.
Nooit meer ingewikkelde constructies voor een wachtwoordreset.
Wat een heerlijk vooruitzicht!

Braaf voerde ik alle zevenhonderdachtennegentigduizend wachtwoorden in.
Wat was het overzichtelijk!
Alle toegangcodes op een rijtje.
Eindelijk rust in de kop.

En uiteraard heb ik het wachtwoord voor de app nergens opgeschreven.
Want dat zou niet verstandig zijn.
Maar wel handig.
Vooral als je het wachtwoord de volgende dag alweer bent vergeten.

Waarom ik stress krijg van mijn moeder

Sorry, ik heb geen tijd!
Over een paar uur landt mijn moeder.
Ik heb dus nog krap een uur de tijd om het huis aan kant te krijgen.

Totaal kansloos, uiteraard.
Maar je moet het op zijn minst probéren.
Het helpt niet bepaald dat de Puk en Watermeloen de stofzuiger zo’n curiositeit vinden dat ze om en om op de knop drukken die de stekker opslurpt.
Daarnaast heeft de Watermeloen besloten om aan zijn tweede tandje te beginnen.
Dat betekent dat hij als een naaktslak door het hele huis kruipt.
Overal zie je van die glibberige, glinsterende strepen.
Dus schoon zal het hier niet zijn.

Niet dat mijn moeder dat letterlijk tegen mij zal zeggen.
Ze zal hoogstens laten vallen dat het hier vreemd ruikt en net doen alsof ze haar slippers verliest: “Oeps! Nu blijft mijn slipper alwéér aan de vloer hangen. Hoe kán dat toch?”
Ach ja, alles went.

Maar ik zie er wel tegenop om mijn moeder in real life te ontmoeten.
Normaal gesproken communiceren we via de iPad.
Reuzehandig.
Als ik er geen zin meer in heb, mag Puk geheel toevallig op het rode knopje drukken.
Of ik veins dat Watermeloen toch echt NU naar bed moet.

Daarnaast is een iPad hartstikke goed voor de lijn.
Even wat extra fel zonlicht erop [dat verblindt – red.] en je kunt je iPad zo neerzetten dat niemand een onderkin te zien krijgt.
Noch een lovehandle met een zwemband om.

Maar in real life krijgt mijn moeder elk pondje te zien.
Dat betekent dat alles wat ik in mijn mond stop vergezeld zal worden door een blik, opmerking of een zucht.
En in real life heb je geen Pokémon ball om mijn moeder mee op te sluiten te vangen.
Het is als een velletje aan je lip.
Je wéét dat je er niet aan moet zitten.
Dat het er alleen maar erger van wordt.
Maar je kunt jezelf niet bedwingen.
En voor je het weet rol je met je ogen en krijg je een preek over dat je respect moet hebben voor ouderen, vooral als die oudere je moeder betreft.

Enfin, we dwalen af.
Ik moet even prioriteiten stellen.
Dus dáááág lieve lezers.
Ik ga even een pak koekjes wegwerken hier!