Een vreemde ontmoeting

Beste jongen die in het donker fietste zonder licht,

Het spijt me dat ik niet stopte toen je vroeg of je iets mocht vragen.
En het spijt me ook – een beetje – dat ik tegen je geschreeuwd heb.
“Ga weg! Je maakt me bang!” is niet zo heel aardig.
Je maakte me niet echt bang hoor, maar heel prettig vond ik je gezelschap ook niet.

Zo in het donker was het gewoon een beetje vreemd.
Jij fietste de straat in, ik fietste de straat uit.
Ik op zoek naar wat Pokémon frisse lucht, jij op zoek naar iets om – wat je zelf noemde – “je energie mee kwijt te raken.”

En in plaats van moederlijk naar je te luisteren, wees ik je af.
“Ga weg! Je maakt me bang!” zei ik.
“Maar ik doe niets…” probeerde je nog.
Toch zette ik een tandje bij en fietste zo hard ik kon van je weg.

Jij fietste de straat in, ik fietste de straat uit.
Je keek me aan.
Iets te lang.
Ik keek terug.
Iets te boos.
En toen we elkaar passeerden had je al je moed bij elkaar verzameld om me aan te spreken.
Maar ik fietste door.
En jij keerde om.

“Mag ik iets vragen?” vroeg je.
“Vraag maar!” riep ik zonder te stoppen.
Ik keek en zag je achter me aan fietsen.
Een lange slungel met donker haar.
Donkere jas, donkere broek.
Het stoorde me dat je geen fietslicht had.
Heel zachtjes vroeg je: “Weet je waar de hoerentent is?”
Zonder nadenken riep ik: “Nee! Ga weg!”
“Maar ik doe niets…” probeerde je nog, “ik wil gewoon wat energie kwijt…”
“Ga weg! Je maakt me bang!” riep ik, “Serieus! Ga weg!” en ik schudde je van me af.

En nu denk ik.
Misschien had ik kunnen opperen dat je je energie ook kunt steken in – ik noem maar wat – je fietslamp vervangen?
Het spijt me dat ik dat niet heb gezegd.
Het spijt me ook dat ik “Ga weg! Je maakt me bang” heb geroepen, terwijl je hele normale behoeftes hebt.
Je bent niet eng.
Je bent geen freak.
Maar ik ben ook je moeder niet.

Fruitvliegjes-terreur

Ik háát fuitvliegjes.En fruitvliegjes haten mij.
Het is allemaal begonnen, zo’n twaalf jaar geleden.

In de biologieles van meneer Heine.
Iedere leerling kreeg twaalf fruitvliegjes voor zijn neus.
En ether.
Daarmee moest je de vliegjes verdoven.

Om uit te zoeken of het mannetjes of vrouwtjes waren.
Of dood.
Dan stonden hun vleugeltjes raar.
En moest je nieuwe halen bij meneer Heine.

(Ik hoef vast niet te vermelden dat het doel van die hele les mij ontgaan is.
En ever since wordt mij de genocide van de jaren negentig verweten.)

Niet alleen heb ik de klas (en meneer Heine) niet tegengehouden bij de fruitvlieg-onterende-experimenten, nee, ik heb er zelfs aan deelgenomen.
Ik zal niet zeggen dat ik het niet gewußt heb, want ik wist het wel degelijk.

Van al die vliegjes die onnodig het loodje hebben gelegd.
Terwijl ik toekeek.
Nu, jaren later, achtervolgt het mij nog.
In groten getale.
Blijven die dingen hier binnendringen.
Om al het fruit in huis op te eisen.
En de boel te terroriseren.

Ter compensatie van die twaalf die destijds te zwak waren om 30 seconde ether te overleven.

Daarom.
Háát ik fruitvliegjes.

Waarom ik stress krijg van mijn moeder

Sorry, ik heb geen tijd!
Over een paar uur landt mijn moeder.
Ik heb dus nog krap een uur de tijd om het huis aan kant te krijgen.

Totaal kansloos, uiteraard.
Maar je moet het op zijn minst probéren.
Het helpt niet bepaald dat de Puk en Watermeloen de stofzuiger zo’n curiositeit vinden dat ze om en om op de knop drukken die de stekker opslurpt.
Daarnaast heeft de Watermeloen besloten om aan zijn tweede tandje te beginnen.
Dat betekent dat hij als een naaktslak door het hele huis kruipt.
Overal zie je van die glibberige, glinsterende strepen.
Dus schoon zal het hier niet zijn.

Niet dat mijn moeder dat letterlijk tegen mij zal zeggen.
Ze zal hoogstens laten vallen dat het hier vreemd ruikt en net doen alsof ze haar slippers verliest: “Oeps! Nu blijft mijn slipper alwéér aan de vloer hangen. Hoe kán dat toch?”
Ach ja, alles went.

Maar ik zie er wel tegenop om mijn moeder in real life te ontmoeten.
Normaal gesproken communiceren we via de iPad.
Reuzehandig.
Als ik er geen zin meer in heb, mag Puk geheel toevallig op het rode knopje drukken.
Of ik veins dat Watermeloen toch echt NU naar bed moet.

Daarnaast is een iPad hartstikke goed voor de lijn.
Even wat extra fel zonlicht erop [dat verblindt – red.] en je kunt je iPad zo neerzetten dat niemand een onderkin te zien krijgt.
Noch een lovehandle met een zwemband om.

Maar in real life krijgt mijn moeder elk pondje te zien.
Dat betekent dat alles wat ik in mijn mond stop vergezeld zal worden door een blik, opmerking of een zucht.
En in real life heb je geen Pokémon ball om mijn moeder mee op te sluiten te vangen.
Het is als een velletje aan je lip.
Je wéét dat je er niet aan moet zitten.
Dat het er alleen maar erger van wordt.
Maar je kunt jezelf niet bedwingen.
En voor je het weet rol je met je ogen en krijg je een preek over dat je respect moet hebben voor ouderen, vooral als die oudere je moeder betreft.

Enfin, we dwalen af.
Ik moet even prioriteiten stellen.
Dus dáááág lieve lezers.
Ik ga even een pak koekjes wegwerken hier!

Een opstel

Stel, je bent niet welgesteld.
Ben je dan soms ongesteld?
Je bent immers niet niet gesteld, want de meeste mensen houden toch heus wel een beetje van geld.

Maar je hoort nooit mannen zeggen:
“Hee, man heb je een tientje voor me?”
“Wát?! Een tientje? Wat denk je wel niet, ik ben hartstikke ongesteld!”
Of misschien zeggen mannen dat onderling wel tegen elkaar, maar kan ik het me niet voorstellen.

En nu we het daar toch over hebben.
Wat is dat toch voor armoe om het stukje ‘stellen’ tot in den treure te hergebruiken?

Je moet niet te stellig zijn.
Daar houden mensen niet van.
Maar je kunt je wel herstellen.
Dan zeg je: “Sorry, ik heb mijn mening bijgesteld.”

En je kunt ook ergens voor worden aangesteld.
Maar je moet je zeker niet aanstellen.
Dus op je eerste dag neem je taart mee en stel je je netjes voor aan iedereen. Dan heb je je in elk geval goed opgesteld, want gek genoeg kun je je achteraf niet meer nastellen.
En je instelling is het belangrijkst, dat weet iedereen.

Tot slot kun je nog van alles en nog wat bestellen.
Dat is heel fijn met internet en zo, dan laat je je portie groente en fruit gewoon bij je thuis afleveren.
Is goed voor je gestel.
En als je van je green happiness dieet een paar maten afvalt, kun je je kleding laten verstellen, gesteld dat je gesteld bent op je huidige garderobe.

Gelukkig ben ik niet achtergesteld en lukt het me nog best om alles te volgen, geloof ik, maar ik sta er wel van…
Juist.
Versteld.

Hoe ik mijn kind vergiftigde

Vannacht sliep Watermeloen door.
En hoe!
Van 23:00 tot 5:45 lag Watermeloen te slapen.
Als een baby.
Hij snurkte niet.
Hij draaide niet.
Hij gaf geen kick.

Arme Watermeloen.
Hij was vergiftigd.
Door zijn eigen moeder.

Je leest het goed.
Ik heb Watermeloen vergiftigd.
Niet opzettelijk of zo.
Maar ja, dat maakt het er niet minder erg op.

Een paar uur ervoor keek ik in de koelkast.
“Puk, wil je een kiwi of een banaan?” vroeg ik aan Puk.
“Een banaan,” zei het meisje.
En dus prakte ik de kiwi voor de Meloen.
Al is prakken misschien een groot woord, ik pakte de staafmixer en pureerde de kiwi aan gort.

Ik plantte Watermeloen in de wipstoel, deed hem een slabber om en voerde hem hapjes kiwi.
Hij deed zijn mondje open en weer dicht.
Open en weer dicht.
En af en toe trok ie een lelijk gezicht.
Dat vond ik dan weer grappig.
“Is het zuur, jochie?” en ik stak er weer een lepel in.

Op een gegeven moment poetste ik toch maar even zijn gezicht.
Dat was zo rood geworden.
Zijn wangen, zijn kin…
En leek het maar zo of begon Watermeloen als een dolleman te krabben in zijn nek?
In een paar minuten kleurde Watermeloen van top tot teen knalrood.
Zijn hoofd, zijn nek, zijn rompje.
Overal verschenen er blaasjes en bulten.
Dit was Hele.Foute.Boel.

Met Meloen op de arm belde ik de huisarts.
“Dit is het antwoordapparaat van huisartsenpraktijk…
Op dit moment zijn wij niet aanwezig.
Voor spoed belt u …
Voor dringende zaken die niet kunnen wachten tot de volgende dag, belt u …
Ik herhaal: …”

Uiteraard had ik geen pen en papier bij de hand.
En was dit nu spoed of een dringende zaak die niet kan wachten?
Toch maar nog eens het hele bericht opnieuw afluisteren.
En na drie (!) keer wist ik het.
Meloen was als een kreeft die in een pan met kokend water was beland.
Dit kon niet wachten.

Snel toetste ik het nummer in.
0900-88XX
“Dit gesprek kost 45 cent per minuut plus de kosten voor het gebruik van uw mobiele telefoon… * TUUT * … Welkom bij Neckermann!”
Welkom bij Neckermann?!?!

Wéér het bericht van de dokterspraktijk beluisterd.
En ein-de-lijk het juiste nummer gekozen.
Het was niet 0900-88XX maar 0900-XX88
Ik heb een soort van issues met cijfers, mocht je dat nog niet zijn opgevallen.

Gelukkig nam toen de doktersassistente op.
“Heeft hij een dikke tong?”
“Dat kan ik niet goed zien.”
“Zijn zijn lippen opgezwollen?”
“Ja.”
“Zie je of zijn oren zijn opgezwollen?”
“Zijn oren? JA! ZIJN OREN ZIJN OPGEZWOLLEN!”
Het was me eerder niet opgevallen.
Maar op dat moment had het arme kind de oren van Mr. Potatohead.

“Bent u misschien in de gelegenheid om langs te komen?”
“Ja, ik denk het wel. Ik moet wel even wat regelen.”
“Okee, mevrouw, komt u dan toch maar hierheen en als u in de tussentijd merkt dat uw kindje het benauwd krijgt, dan belt u direct 112.”
ÉÉN ÉÉN TWEE?!?!

Ik zal het maar bekennen.
Ik ben niet geschikt voor crisis situaties.
Op blote voeten ben ik met Watermeloen naar de buren gerend.
“Ik heb Watermeloen kiwi gegeven en nu…*snik*… nu… *snik*… moet…*snik*”
Gelukkig was mijn buurvrouw zo helder.
Ik hoefde niet verder uit te leggen.
Zij heeft Puk – arme Puk – in de auto gezet en mij en de Watermeloen met een hoofd als een rode skippy bal en oren als twee rijpe mango’s naar het ziekenhuis gebracht.

Lief werd ingelicht.
Watermeloen kreeg een slokje anti-histamine.
En sliep daarna als een baby.
Hij snurkte niet.
Hij draaide niet.
Hij gaf geen kick.

En ik?
Ik heb de hele nacht wakker gelegen.