Naast de gebruikelijke angsten (Ademt ie nog?/Wat als hij nooit leert slapen?!/Poepen ze altijd zo veel?) heb ik er een nieuwe fobie bij.
Het heet aliquid-lactis-fobie.
Oftewel, doodsangst voor een melkpoeder tekort.
Ik weet het, ik weet het.
Borstvoeding is ‘de beste voeding voor je baby’, aldus het Voedingscentrum.
Volgens sommige fora is borstvoeding zelfs het allerbeste voor je kind en mag je in de hel branden als je er voor kiest om het je kind te ontzeggen.
En dus is het een beetje mijn eigen schuld dat ik nu een melk-tekort-angst heb.
Had ik maar niet aan de witte poeder moeten beginnen.
Maar het is al te laat.
De Watermeloen wordt gevoed met poedervoer en ik zal het warm krijgen in het hiernamaals.
Dus gaat er om de vijf, zes dagen een bus melkpoeder doorheen.
Het liefst heb ik daarom altijd een pak extra op voorraad, maar soms lukt dat niet.
Dan wordt Manlief op pad gestuurd om poeder te scoren.
En soms, héél soms, slaat het noodlot toe.
Dan schraap ik met het maatlepeltje tegen de bodem.
Acuut staat het zweet op mijn voorhoofd. Wordt het warm en koud tegelijk.
Want dat betekent dat het einde in zicht is.
Of nee, erger.
Dat betekent dat ik melkpoeder moet halen.
En daar gaat het mis.
Ik durf namelijk geen melkpoeder te kopen.
Echt niet.
Want.
Melkpoeder is schaars.
Het is zo gewild, dat de schappen leeg zijn.
Dat winkeliers een daglimiet hebben ingesteld.
En ik een medewerker iemand letterlijk de winkel hoorde uitjagen met “Nee, meneer, u krijgt niets meer! U hebt vandaag al een pak gekocht!”
Het zijn barre tijden.
Voor melkpoeder-moeders.
En het zijn extra barre tijden voor melkpoeder-moeders die er uitzien als een crimineel Chinees.
Okee, toegegeven.
Ik zie er niet alleen uit als een Chinees.
Ik bén het ook.
Naar de hel ging ik toch al.
Dus geef me nu mijn melkpoeder, wil je?!